Typologie(ën)
noodkerk
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1897
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Vorst (DPC-DCE - 2014-2020)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016-2019
id
Urban : 38817
Beschrijving
Voormalige Sint-Antoniuskapel deel uitmakend van
de gelijknamige parochie, 1897.
Geschiedenis
Reeds vanaf het midden van de 19de eeuw bestond in de buurt van de huidige spoorweg Brussel – Luttre een kapel gewijd aan Sint-Antonius. Deze werd in 1872-1873 beschadigd door spoorwegwerken en wederopgebouwd door de boeren die in de buurt woonden. Zij hielden een jaarlijks feest met processie ter ere van Sint-Antonius, die hun vee diende te beschermen tegen epidemieën.
De snelle verstedelijking op het einde van de 19de eeuw en de bijhorende bevolkingstoename leidden in 1897 tot de creatie van een nieuwe parochie die de bestaande heilige in ere hield: de Sint-Antonius van Paduaparochie. Hiervoor werd nog in hetzelfde jaar een noodkapel gebouwd in de de Mérodestraat. De kapel werd reeds snel te klein bevonden en de gemeente voorzag dan ook vanaf 1899 de bouw van een definitieve en grotere kerk die deel uitmaakte van een nieuw stedelijk plan bestaande uit het Sint-Antoniusvoorplein en de omliggende korte straten. Het geheel diende een beter perspectief te geven op het religieus gebouw. Het ontwerp van de kerk in neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. stijl wordt in 1902 getekend door de architecten Henri Vaes en Paul Saintenoy. Het gebouw wordt in twee fasen opgetrokken, waarvan het eerste deel langs het koor in 1907 en het tweede deel – omwille van financiële redenen – pas jaren later in 1949-1953 en volgens gewijzigde plannen van architect De Bauwer.
In 1912 wordt de noodkapel ontwijd en in gebruik genomen als drukkerij. Hiervoor worden nieuwe muuropeningen voorzien langs de voorgevel en wordt het interieur sterk verbouwd.
Beschrijving
Gevel in baksteen onder puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is.. Elementen in witte steen. Centrale ingangspoort. Rechthoekige vensteropeningen in 1912 toegevoegd.
Geschiedenis
Reeds vanaf het midden van de 19de eeuw bestond in de buurt van de huidige spoorweg Brussel – Luttre een kapel gewijd aan Sint-Antonius. Deze werd in 1872-1873 beschadigd door spoorwegwerken en wederopgebouwd door de boeren die in de buurt woonden. Zij hielden een jaarlijks feest met processie ter ere van Sint-Antonius, die hun vee diende te beschermen tegen epidemieën.
De snelle verstedelijking op het einde van de 19de eeuw en de bijhorende bevolkingstoename leidden in 1897 tot de creatie van een nieuwe parochie die de bestaande heilige in ere hield: de Sint-Antonius van Paduaparochie. Hiervoor werd nog in hetzelfde jaar een noodkapel gebouwd in de de Mérodestraat. De kapel werd reeds snel te klein bevonden en de gemeente voorzag dan ook vanaf 1899 de bouw van een definitieve en grotere kerk die deel uitmaakte van een nieuw stedelijk plan bestaande uit het Sint-Antoniusvoorplein en de omliggende korte straten. Het geheel diende een beter perspectief te geven op het religieus gebouw. Het ontwerp van de kerk in neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. stijl wordt in 1902 getekend door de architecten Henri Vaes en Paul Saintenoy. Het gebouw wordt in twee fasen opgetrokken, waarvan het eerste deel langs het koor in 1907 en het tweede deel – omwille van financiële redenen – pas jaren later in 1949-1953 en volgens gewijzigde plannen van architect De Bauwer.
In 1912 wordt de noodkapel ontwijd en in gebruik genomen als drukkerij. Hiervoor worden nieuwe muuropeningen voorzien langs de voorgevel en wordt het interieur sterk verbouwd.
Beschrijving
Gevel in baksteen onder puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is.. Elementen in witte steen. Centrale ingangspoort. Rechthoekige vensteropeningen in 1912 toegevoegd.
Bronnen
Archieven
GAV/DS 1237 (1897), 5751 (1912).
Publicaties en studies
HUSTACHE, A., Forest, CFC-Editions, Bruxelles, 2001 (coll. Guide des communes de la région bruxelloise), p. 43.
VOKAER, J.P., Par les rues de Forest. Etude
sur la toponymie locale, Brussel,
1954, pp. 88-89.