
























Typologie(ën)
beeldhouwwerk en herdenkingsmonument
Ontwerper(s)
André GODART – 1964-1970
Odon DUPIRE – architect – 1964-1970
Abram (Abraham) LIPSKI – ingenieur-architect – 1964-1970
Jacques LEWIN – architect – 1964-1970
Inventaris(sen)
- Inventaris van het Hedendaags Erfgoed (Urbat - 1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed 1939-1999 (ULB)
- Het monumentale erfgoed van België. Anderlecht-Kuregem (Archistory - 2017-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016, 2019
id
Urban : 36365
Beschrijving
Herdenkingsmonument, in 1964 ontworpen door
architect André Godart in samenwerking met architect Odon Dupire en raadgevend
ingenieurs A. Lipski en Jacques Lewin, en gebouwd van 1968 tot 1970. Het gedenkteken, dat in het centrum van
de speciaal daartoe aangelegde Joodse Martelarensquare is opgesteld, werd op
19.04.1970 ingehuldigd.
Geschiedenis
De oprichting van het monument was het resultaat van een wedstrijd die in 1964 werd uitgeschreven door de Vereniging van Joodse Weggevoerden in België. De keuze voor Kuregem voor de vestiging van dit nationale gedenkteken werd ingegeven door de historische aanwezigheid van een aanzienlijke Joodse gemeenschap in de wijk, evenals door het bestaan van een actieve verzetsbeweging in de gemeente tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een tweede gedenkteken, dat in 1978 door dezelfde André Godart werd ontworpen, werd aan de zuidwestelijke zijde van monument toegevoegd, als eerbetoon aan de Joodse helden. Het geheel werd als monument beschermd op 23.10.2003 en werd in 2012-2013 gerestaureerd door architectuurbureau Origin.
Beschrijving
Het monument bestaat uit hoge muren van gewapend ontkistingsbeton en heeft een zeshoekige plattegrond. De verspringend ingeplante muurvlakken bevatten vier ingangen, met de hoofdingang in de zuidelijke hoek en de drie overige in respectievelijk de zuidoostelijke, noordoostelijke en noordwestelijke hoek. Binnenin bevat het oostelijke deel een driehoekig podium met laterale trappen, bekroond door een structuur van stalen liggers die een omgekeerde driehoek vormen, het geheel in de vorm van een Davidsster. De muur achter het podium is versierd met een menora, een zevenarmige kandelaar, gemaakt van stalen kettingen. Onder het podium bevindt zich een crypte, die toegankelijk is via de rechterkant en die door een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met drie vlakken onder de punt van de driehoek wordt verlicht. Deze crypte is omgevormd tot didactische ruimte. De overige binnenwanden van het gedenkteken zijn bekleed met tegels van zwart graniet waarin de namen van ongeveer 24.000 Joodse weggevoerden zijn gegraveerd; ze worden afgeboord door vier tribunes met vier trappen gemaakt van driehoekige tegels, waarvan het tracé de uitsprongen van de muren volgt. De hoofdingang, in de zuidoostelijke muur, bestaat uit drie muuropeningen gescheiden door loodrechte muurvlakken langs trappen. Op de buitenzijde van de muur staat de naam van het gedenkteken in het Hebreeuws, het Frans en Nederlands. Links van de ingang is de langere zuidwestelijke muur opengewerkt met het motief van een Davidsster. De ingangen worden afgesloten door traliewerk met verticale elementen.
Geschiedenis
De oprichting van het monument was het resultaat van een wedstrijd die in 1964 werd uitgeschreven door de Vereniging van Joodse Weggevoerden in België. De keuze voor Kuregem voor de vestiging van dit nationale gedenkteken werd ingegeven door de historische aanwezigheid van een aanzienlijke Joodse gemeenschap in de wijk, evenals door het bestaan van een actieve verzetsbeweging in de gemeente tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een tweede gedenkteken, dat in 1978 door dezelfde André Godart werd ontworpen, werd aan de zuidwestelijke zijde van monument toegevoegd, als eerbetoon aan de Joodse helden. Het geheel werd als monument beschermd op 23.10.2003 en werd in 2012-2013 gerestaureerd door architectuurbureau Origin.
Beschrijving
Het monument bestaat uit hoge muren van gewapend ontkistingsbeton en heeft een zeshoekige plattegrond. De verspringend ingeplante muurvlakken bevatten vier ingangen, met de hoofdingang in de zuidelijke hoek en de drie overige in respectievelijk de zuidoostelijke, noordoostelijke en noordwestelijke hoek. Binnenin bevat het oostelijke deel een driehoekig podium met laterale trappen, bekroond door een structuur van stalen liggers die een omgekeerde driehoek vormen, het geheel in de vorm van een Davidsster. De muur achter het podium is versierd met een menora, een zevenarmige kandelaar, gemaakt van stalen kettingen. Onder het podium bevindt zich een crypte, die toegankelijk is via de rechterkant en die door een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met drie vlakken onder de punt van de driehoek wordt verlicht. Deze crypte is omgevormd tot didactische ruimte. De overige binnenwanden van het gedenkteken zijn bekleed met tegels van zwart graniet waarin de namen van ongeveer 24.000 Joodse weggevoerden zijn gegraveerd; ze worden afgeboord door vier tribunes met vier trappen gemaakt van driehoekige tegels, waarvan het tracé de uitsprongen van de muren volgt. De hoofdingang, in de zuidoostelijke muur, bestaat uit drie muuropeningen gescheiden door loodrechte muurvlakken langs trappen. Op de buitenzijde van de muur staat de naam van het gedenkteken in het Hebreeuws, het Frans en Nederlands. Links van de ingang is de langere zuidwestelijke muur opengewerkt met het motief van een Davidsster. De ingangen worden afgesloten door traliewerk met verticale elementen.
Bronnen
Archieven
GAA/DS 42514 (11.10.1966).
Publicaties en studies
DE CALUWE, D., Kuregem. Deel 1. Historische context, Beeldenstorm et. al., 2013, pp. 13, 48.
VAN AUDENHOVE, J., Les rues d’Anderlecht, Herdenking van de twintigste verjaardag van de stichting Anderlechtensia, C.A.F.H.A, 1995, p. 167.
Tijdschriften
DIDERICH, Ren et JACOBS, M., “Monuments et biens protégés à Anderlecht – suite”, Anderlechtensia, september 2003.
VANCOPPENOLLE, E., “24.036 namen in zwart marmer”, Brussel Deze Week, 17.01.2013, p. 8.