Typologie(ën)
appartementsgebouw
architectenwoning
architectenwoning
Ontwerper(s)
Paul Emile VINCENT – architect – 1965
Jean STUYVAERT – architect – 1965
Alain CHEROT – architect – 1965
René MELS – architect – 1967
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Brutalisme
Inventaris(sen)
- Inventaris van het Hedendaags Erfgoed (Urbat - 1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed 1939-1999 (ULB)
- Het monumentale erfgoed van België. Laken (Archistory - 2016-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 35808
Beschrijving
Modernistisch appartementsgebouw, ontworpen door architect Paul-Emile
Vincent, met de medewerking van architecten Jean Stuyvaert en Alain Cherot,
voor eigen rekening in 1965. De architect betrok de woonruimte op de laatste
verdieping.
Bijna vierkant gebouw, half vrijstaand en met drie bouwlagen onder een dakterras dat wordt ingenomen door een inspringende technische verdieping. Structuur in zichtbaar gewapend beton aangevuld met een bekleding in Vaurionsteen. De linkerzijde van de benedenverdieping is als insprong behandeld en vormt een grote toegangsportiek met twee pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). Garagepoort rechts. Langs een oprit, zijgevel met inspringend muurvlak onder de uitkragende verdiepingen, die op zichtbare balken rusten. Gevels met balkons met betonnen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.; aan de zijkant, metalen borstweringen met rookglas. Derde verdieping opengewerkt met verscheidene smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
Voorgevel met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Rechts, op de eerste twee verdiepingen, brede glasdeur waarvan de linkerhelft achter een balkon ligt. Op de laatste verdieping, loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. met beglaasde metalen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Op de eerste twee verdiepingen van de middentravee, langwerpige hoge ramen die de keukens verlichten. Links, hoek op elke verdieping behandeld als loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. in de vorm van een uitkragend balkon op een balk, met aan weerszijden een tot op de vloer beglaasde muuropening.
Achtergevel in baksteen, met op de zijkant een blind stenen muurvlak dat enkel op de laatste verdieping is opengewerkt met een smal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. dat een haardhoek verlicht. Vijf garage-ingangen achter een binnenplein dat als parkeerplaats is aangelegd. Doorlopend balkon met betonnen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. op de eerste twee verdiepingen.
Oorspronkelijke volle garagepoorten. Aluminium raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met donkere banden deels bewaard. Deur met horizontale houten stootstang.
Binnen, tussen het inkomsas en de hal, groot glas-in-loodraam in glasbeton van René Mels, met tegels en blokken in witte, grijze en lichtgele tinten. Centraal trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met muren van zichtbare bakstenen; trap met metalen trapboom en treden met verloren bekisting. Betonnen liftkoker die een verstijvingskern vormt. Twee appartementen per verdieping op de eerste twee verdiepingen, één appartement op de laatste, en een studio op de technische verdieping. De woonvertrekken – eethoek en woonkamer – zijn zuidoost georiënteerd, de kamers noordoost. Appartement van de architect met eethoek, woonkamer en haardhoek die eenzelfde ruimte op de zijgevel delen. Aan de kant van de laan, keuken in het midden, kamer met loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. rechts. Op de achtergevel, kantoor en twee kamers. Linnenkamers tegen de gemeenschappelijke tussenmuur.
Bijna vierkant gebouw, half vrijstaand en met drie bouwlagen onder een dakterras dat wordt ingenomen door een inspringende technische verdieping. Structuur in zichtbaar gewapend beton aangevuld met een bekleding in Vaurionsteen. De linkerzijde van de benedenverdieping is als insprong behandeld en vormt een grote toegangsportiek met twee pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). Garagepoort rechts. Langs een oprit, zijgevel met inspringend muurvlak onder de uitkragende verdiepingen, die op zichtbare balken rusten. Gevels met balkons met betonnen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.; aan de zijkant, metalen borstweringen met rookglas. Derde verdieping opengewerkt met verscheidene smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
Voorgevel met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Rechts, op de eerste twee verdiepingen, brede glasdeur waarvan de linkerhelft achter een balkon ligt. Op de laatste verdieping, loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. met beglaasde metalen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Op de eerste twee verdiepingen van de middentravee, langwerpige hoge ramen die de keukens verlichten. Links, hoek op elke verdieping behandeld als loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. in de vorm van een uitkragend balkon op een balk, met aan weerszijden een tot op de vloer beglaasde muuropening.
Achtergevel in baksteen, met op de zijkant een blind stenen muurvlak dat enkel op de laatste verdieping is opengewerkt met een smal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. dat een haardhoek verlicht. Vijf garage-ingangen achter een binnenplein dat als parkeerplaats is aangelegd. Doorlopend balkon met betonnen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. op de eerste twee verdiepingen.
Oorspronkelijke volle garagepoorten. Aluminium raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met donkere banden deels bewaard. Deur met horizontale houten stootstang.
Binnen, tussen het inkomsas en de hal, groot glas-in-loodraam in glasbeton van René Mels, met tegels en blokken in witte, grijze en lichtgele tinten. Centraal trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met muren van zichtbare bakstenen; trap met metalen trapboom en treden met verloren bekisting. Betonnen liftkoker die een verstijvingskern vormt. Twee appartementen per verdieping op de eerste twee verdiepingen, één appartement op de laatste, en een studio op de technische verdieping. De woonvertrekken – eethoek en woonkamer – zijn zuidoost georiënteerd, de kamers noordoost. Appartement van de architect met eethoek, woonkamer en haardhoek die eenzelfde ruimte op de zijgevel delen. Aan de kant van de laan, keuken in het midden, kamer met loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. rechts. Op de achtergevel, kantoor en twee kamers. Linnenkamers tegen de gemeenschappelijke tussenmuur.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 79936 (1965).
Tijdschriften
"Immeuble à appartements à Bruxelles", Architecture, 1970, 94, pp. 730-732.