Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Jean-Jules EGGERICX – architect – 1927-1928
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Elsene (DMS-DML - 2005-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
J.-J. Eggericx kreeg voor dit gebouw in 1929 de eerste vermelding tijdens de wedstrijd van de jaarlijkse architectuurprijs Van de Ven. De jury omschreef het als een typevoorbeeld “(…) wat betreft zijn volmaakte zuiverheid”, met “sobere, perfect ontworpen gevelvlakken die van de hoogste smaak getuigen, zowel qua bestemming als qua bouw” (De Houwer, V., 1996).
Sobere gevel van vier bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), voorzien van strak rechthoekige muuropeningen, rechts uitgelijnd in vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters.. Gevel in bruingetinte baksteen in verschillende metselverbandenWijze waarop bakstenen aan de buitenzijde van een muur zijn gerangschikt. en aangebracht in rollagenLaag van op hun kant gemetselde (bak)stenen. (ter hoogte van de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en de garagepoort), geïnspireerd door de architectuur van de School van Amsterdam. ToegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. met verspringende bouwlagen. RaamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. thans wit geschilderd: aanvankelijk waren de kozijnenSamenstel van stijlen en regels, geplaatst in een venster- of deuropening, waarin de ramen en/of deuren zijn gevat. in donkerdere tinten geschilderd, terwijl de vleugeldeuren een lichte kleur hadden (wit of crème – invloed van De Stijl).
De lichtjes inspringende toegangsdeur is bereikbaar via enkele traptreden; de oorspronkelijke deur werd vervangen door de huidige, met aan weerszijden brievenbussen.
Op de rechtertravee, half ondergrondse garage waarvan de oorspronkelijke driedelige poort is vervangen.
Interieur. Oorspronkelijk twee appartementen per bouwlaag, elk met twee kamers, een atelier en een extra slaapkamer of dienstbodekamer op de hoogste verdieping. In 1953 werd de derde verdieping, die aanvankelijk als atelier dienstdeed, tot appartement verbouwd. Toen werd ook het dak lichtjes verhoogd en werden de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. aan de tuinzijde gewijzigd. De gemeenschappelijke ruimten werden waarschijnlijk heringericht tijdens de werken uitgevoerd in de jaren 1950.
Achteruitbouwstrook gedeeltelijk als tuintje aangelegd (garage-inrit) en oorspronkelijk volledig afgesloten door een hek gemaakt van buisvormige stalen elementen ingewerkt in een betonnen sokkel (slechts één element is bewaard, links).
Bronnen
Archieven
GAE/DS 279-14.
Musée des Archives d'Architecture Moderne. Collections, Brussel, 1986 (foto uit 1927).
Publicaties en studies
BURNIAT, P., PUTTEMANS, et al., L'Architecture moderne à Bruxelles, guide, éd. De l'Octogone, Brussel-Louvain-la-Neuve, 2000, p. 212.
DE HOUWER, V., De prijs Van de Ven voor architectuur 1928-1937. Kritische beschouwing van de eerste tien jaar van een architectuurwedstrijd. Licentiaatsverhandeling Universiteit Gent, Gent, 1996.
VAN DIJK, P., Appartementsgebouwen uit het Interbellum in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, niet-gepubliceerde studie in opdracht van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Brussel, 2004.
Tijdschriften
Brunfaut, G., “La maison particulière en Belgique”, Le Document, 66, 1930, s.p.
“Habitation située avenue Ad. Buyl, à Bruxelles, Oeuvre de l'architecte J. Eggerickx”, LaCité, 10, 1929, p. 135.