Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Antoine COURTENS – architect – 1928
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Elsene (DMS-DML - 2005-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Gevel van gewapend beton bekleed met gewassen granito. Acht bouwlagen, de laatste lichtjes terugwijkend, met terrassen. Twee gevels van respectievelijk zes en tien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), bestaande uit een hoge onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met garages onder een tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. en zes analoge verdiepingen. De gevels worden verbonden door een hoekrotonde, waarvan het bovendeel een stervormige compositie heeft ter illustratie van de zeven straten van het Sterreplein, bekroond door een koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. op een cilindervormige trommel. Op de eerste en laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), trapezoïdale gestapelde erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. van de eerste tot de vijfde verdieping, bekroond door een balkon; eveneens een balkon voor het centrale vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. op de eerste verdieping. Hoek met een monumentale hardstenen portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. (vloer en treden in travertijn) over de hoogte van de onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. en de benedenverdieping. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in verticale registersVensterstrook in een topgevel. met bewaard stalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. (sommige eind jaren 1950 vervangen door Antoine Courtens).
Interieur
Complex programma ontworpen voor de gegoede burgerij, met een verfijnd decor. In de grote hal, vloer met een veelkleurig spel van marmer; dubbele rij zuilen met caissons in koper en wit matglas; stalen radiatorkasten met geometrisch decor. Monumentaal trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met smeedijzeren leuning met art-decomotieven (ateliers voor kunstsmeedwerk Waroquet), verlicht door een stalen glazen kap met doorschijnend glas die op de binnenplaats uitgeeft. Twee personenliften en twee dienstliften (Schindler). Conciërgeloge.
Twee appartementen per verdieping, met elk een ontvangsthal, een salon, een eetkamer, vier kamers, twee badkamers en een keuken. Aan de Lied van Sotternieënlaan, appartementen aangevuld met een boudoir en een dressing.
Laatste verdieping oorspronkelijk bestemd voor het dienstpersoneel van de mede-eigenaars. Bovenste deel van de hoekrotonde toegankelijk voor alle mede-eigenaars en gebruikt als rook- en leeskamer: vloerbedekking van zwarte en witte tegels en zuilen die de koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. dragen.
Beschermd 08.08.1988 en 25.10.2001
Bronnen
Archieven
GAE/DS 121-2.
Publicaties en studies
ARON, J. , BURNIAT, P. , PUTTEMANS, P., Le guide de l'architecture moderne à Bruxelles, collectie Détours, Éditions de l'Octogone, Brussel, 1996. p. 122.
BURNIAT, P., PUTTEMANS, P., et al., L'Architecture moderne à Bruxelles, guide, Éd. de l'Octogone, Brussel - Louvain-la-Neuve, 2000, p. 217.
CULOT, M., PIRLOT, A.-M., Antoine Courtens. Créateur art déco, AAM, Brussel, 2002, pp. 55-63.
LEBLANC, Ph., Le Palais de la Folle Chanson, architecte Antoine Courtens. Étude et proposition de restauration (proefschrift derde cyclus, Diploma Hoger Onderwijs in Stedenbouw en Architectuur – Specialisatie Conservatie en Restauratie van het Bouwkundig Erfgoed), Université Libre de Bruxelles, 1998-1999.
VAN DIJK, P., Appartementsgebouwen uit het interbellum, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2006 (Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis, 43).