Typologie(ën)
pastorie
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1724
Stijlen
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Pieters-Woluwe (DMS-DML - 2002-2009, 2014)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2002
id
Urban : 17291
Beschrijving
Pastorie van Sint-Pieterskerk. Op hoek van Jean Deraeckstraat, haaks op Kleine Kerkstraat. Voormalige pastorie van kleine landelijkeVoorbeelden van landelijke architectuur, treffen we voornamelijk aan in de verstedelijkte rand van Brussel. Ze verwijzen in dat geval vaak naar het ruraal verleden van dat gebied, nu opgeslorpt door de stad. Meestal gaat het om een zeer bescheiden architectuur, met gevels in witgekalkte baksteen en pannendaken. Naast woningen vinden we ook oude boerderijen. De belangrijkste voorbeelden stammen uit de 17e-18e eeuw. parochie. Best bewaarde gebouw van oude dorpskern van Sint-Pieters-Woluwe. Tweeledig huis in neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl. Twee bouwlagen en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder wolfdakZadeldak waarvan de nok niet tot de geveleinden doorloopt, maar met korte driehoekige eindschilden (wolfeinden) wordt afgewolfd.. Voortuin met lage bakstenen ommuring, geflankeerd door klein bijgebouw van één bouwlaag met drie muuropeningen. Op benedenverdieping aaneensluitende kamers aan weerszijden van centrale gang. TraveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) rechts van toegangsdeur verlicht trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht..
De eerste pastorie van Sint-Pieters-Woluwe, waarvan bouwjaar onbekend, brandde ca 1570, ten tijde van de godsdienstoorlogen, volledig uit. De pastoor overleed kort daarop en werd niet vervangen. Van 1580 tot 1722 was de pastoor van Sint-Lambrechts-Woluwe verantwoordelijk voor beide parochies. Pas in 1721 werd in Sint-Pieters-Woluwe nieuwe pastoor benoemd en in 1724 werd pastorie heropgetrokken. Laatstgenoemde in 1784 verbouwd en vergroot of misschien heropgebouwd.
In Gemeente-atlas van 1808 bestaat pastorie uit drie vleugels rond U-vormig binnenhof. Vleugel tegenover huidig gebouw en een derde van linkervleugel ca 1907 gesloopt voor aanleg van Jean Deraeckstraat.

In 1921 kleine toegangsportiek toegevoegd aan laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) rechts van hoofdgevel; in 1962 weer gesloopt.
In 1932 gerestaureerd door gemeente Sint-Pieters-Woluwe, thans nog steeds eigenaar van het gebouw: vroeger bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. aan Kleine Kerkstraat gedecapeerd en opvoegen van muren; vervanging van daken van bijgebouwen door betonnen platform; plaatsing van smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… muurankers; vernieuwing van leistenen dak; in interieur nivellering en gedeeltelijke vervanging van houten vloeren, beitsen van trap, herstellen en vervangen van oude deuren, plaatsing van gerecupereerde marmeren schouwen uit landgoed Dumon te Stokkel.
In 1938 werd vrij hoge omheiningsmuur van binnenhof herbouwd.
In 1962 opnieuw gesloopt en vervangen door lagere muur. In hetzelfde jaar leistenen dak vervangen door Eternit.

Bakstenen gevels. Lage sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. in breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. van witte zandsteen. Hoeken van gebouw en vensterstijlen geritmeerd door witte zandstenen elementen. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met hardstenen lateienBalkvormig element van hout, steen, beton of metaal dat een muuropening overspant en bovenliggend metselwerk steunt. onder ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast..
Hoofdgebouw met analoge voor- en achtergevel. Centrale toegangsdeur met witte zandstenen omlijsting; pilastervormige stijlenVerticale zijden van een opening waarop een boog of latei rust. met kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen.; hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug. bekroond met kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).; waarschijnlijk oorspronkelijke zware houten deur op spilscharnieren en bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met waaiervormige roedeverdelingDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd.. HoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. met witstenen omlijsting en moderne sierdeksels. Houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met stenen modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst.. Centrale dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde..
In hoofdgevel aan weerszijden van deur smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… ankers(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief. van ca 1932 in vorm van initialen S en P. Lager twee funderingsstenen met inscriptie van diegenen die ze legden en datum van heropbouw: links “J.C.R.D.F. / ME POSUIT / 26 JULII 1784”, rechts “J.D.C.P. / ME POSUIT / 26 JULII 1784”. Deur bekroond met gesculpteerd blazoen van abdis van Vorst, die in 18de eeuw een patronaatsrecht over deze parochie uitoefende.

In puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. aan Kleine Kerkstraat tweemaal de vermelding jaartal “1784”. Het ene, moeilijk leesbaar bovenaan in puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is., in zwarte baksteen is oorspronkelijk. Het andere, gevormd door smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… ankers(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief. toegevoegd in 1932.
In achtergevel moderne gecementeerdeMet portlandcement bestrijken. banden. Overblijfselen van rode ‘ossenbloed' bepleistering. Op de tuin uitgevende trap van betontegels van ca 1932.
In interieur lijken diverse 18de eeuwse elementen bewaard: binnendeuren met eenvoudig lijstwerk, grote vertrekken voorzien van plafonds met sober lijstwerk en onderverdeeld door twee balken. Links, onder slechts twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) overwelfde kelder. Eiken dakgebint met dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten). en pannen over vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Eiken trap met rechte trapdelen, waarschijnlijk daterend van heropbouw van 1784; opmerkelijke trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap. met gesculpteerde neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. elementen (met stafwerkOrnament, bestaande uit een pijp-, riet- of koordvormige vulling van cannelures tot op een derde van hun hoogte. versierde canneluresParallelle, gootvormige decoratieve groeven op een zuil of pilaster., laurierbladeren, rozettenRozet, versiering met concentrische vorm, lijkend op een bloem; in ruime zin roosvenster, groot rondlicht, gevuld met gotisch maaswerk van rozetten, drie-, vier- en veelpassen in concentrische schikking en/of gevuld met glas-in-lood. en pijnappels); elegant geprofileerde wellen, leuning en gedraaide balustersVaasvormige spijl van een borstwering..
Beschermd sinds 04.03.2004.
De eerste pastorie van Sint-Pieters-Woluwe, waarvan bouwjaar onbekend, brandde ca 1570, ten tijde van de godsdienstoorlogen, volledig uit. De pastoor overleed kort daarop en werd niet vervangen. Van 1580 tot 1722 was de pastoor van Sint-Lambrechts-Woluwe verantwoordelijk voor beide parochies. Pas in 1721 werd in Sint-Pieters-Woluwe nieuwe pastoor benoemd en in 1724 werd pastorie heropgetrokken. Laatstgenoemde in 1784 verbouwd en vergroot of misschien heropgebouwd.
In Gemeente-atlas van 1808 bestaat pastorie uit drie vleugels rond U-vormig binnenhof. Vleugel tegenover huidig gebouw en een derde van linkervleugel ca 1907 gesloopt voor aanleg van Jean Deraeckstraat.

In 1921 kleine toegangsportiek toegevoegd aan laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) rechts van hoofdgevel; in 1962 weer gesloopt.
In 1932 gerestaureerd door gemeente Sint-Pieters-Woluwe, thans nog steeds eigenaar van het gebouw: vroeger bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. aan Kleine Kerkstraat gedecapeerd en opvoegen van muren; vervanging van daken van bijgebouwen door betonnen platform; plaatsing van smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… muurankers; vernieuwing van leistenen dak; in interieur nivellering en gedeeltelijke vervanging van houten vloeren, beitsen van trap, herstellen en vervangen van oude deuren, plaatsing van gerecupereerde marmeren schouwen uit landgoed Dumon te Stokkel.
In 1938 werd vrij hoge omheiningsmuur van binnenhof herbouwd.
In 1962 opnieuw gesloopt en vervangen door lagere muur. In hetzelfde jaar leistenen dak vervangen door Eternit.

Bakstenen gevels. Lage sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. in breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. van witte zandsteen. Hoeken van gebouw en vensterstijlen geritmeerd door witte zandstenen elementen. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met hardstenen lateienBalkvormig element van hout, steen, beton of metaal dat een muuropening overspant en bovenliggend metselwerk steunt. onder ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast..
Hoofdgebouw met analoge voor- en achtergevel. Centrale toegangsdeur met witte zandstenen omlijsting; pilastervormige stijlenVerticale zijden van een opening waarop een boog of latei rust. met kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen.; hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug. bekroond met kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).; waarschijnlijk oorspronkelijke zware houten deur op spilscharnieren en bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met waaiervormige roedeverdelingDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd.. HoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. met witstenen omlijsting en moderne sierdeksels. Houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met stenen modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst.. Centrale dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde..
In hoofdgevel aan weerszijden van deur smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… ankers(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief. van ca 1932 in vorm van initialen S en P. Lager twee funderingsstenen met inscriptie van diegenen die ze legden en datum van heropbouw: links “J.C.R.D.F. / ME POSUIT / 26 JULII 1784”, rechts “J.D.C.P. / ME POSUIT / 26 JULII 1784”. Deur bekroond met gesculpteerd blazoen van abdis van Vorst, die in 18de eeuw een patronaatsrecht over deze parochie uitoefende.

In puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. aan Kleine Kerkstraat tweemaal de vermelding jaartal “1784”. Het ene, moeilijk leesbaar bovenaan in puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is., in zwarte baksteen is oorspronkelijk. Het andere, gevormd door smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… ankers(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief. toegevoegd in 1932.
In achtergevel moderne gecementeerdeMet portlandcement bestrijken. banden. Overblijfselen van rode ‘ossenbloed' bepleistering. Op de tuin uitgevende trap van betontegels van ca 1932.
In interieur lijken diverse 18de eeuwse elementen bewaard: binnendeuren met eenvoudig lijstwerk, grote vertrekken voorzien van plafonds met sober lijstwerk en onderverdeeld door twee balken. Links, onder slechts twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) overwelfde kelder. Eiken dakgebint met dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten). en pannen over vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Eiken trap met rechte trapdelen, waarschijnlijk daterend van heropbouw van 1784; opmerkelijke trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap. met gesculpteerde neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. elementen (met stafwerkOrnament, bestaande uit een pijp-, riet- of koordvormige vulling van cannelures tot op een derde van hun hoogte. versierde canneluresParallelle, gootvormige decoratieve groeven op een zuil of pilaster., laurierbladeren, rozettenRozet, versiering met concentrische vorm, lijkend op een bloem; in ruime zin roosvenster, groot rondlicht, gevuld met gotisch maaswerk van rozetten, drie-, vier- en veelpassen in concentrische schikking en/of gevuld met glas-in-lood. en pijnappels); elegant geprofileerde wellen, leuning en gedraaide balustersVaasvormige spijl van een borstwering..
Beschermd sinds 04.03.2004.
Bronnen
Archieven
GASPW/OW 7907, 7914, 7917.
GASPW/DS 180 (1921), rooilijnen 7 (1906-1907).
Publicaties en studies
FALKENBACK, P., Historique de Woluwe-Saint-Pierre, Gemeente Sint-Pieters-Woluwe, 1992, pp. 57-59.
DEMETER, S. (o.l.v.), Atlas van de archeologische ondergrond van het Gewest Brussel, t. 14, Sint-Pieters-Woluwe, Brussel, 2004, pp. 51-52.
GASPW/OW 7907, 7914, 7917.
GASPW/DS 180 (1921), rooilijnen 7 (1906-1907).
Publicaties en studies
FALKENBACK, P., Historique de Woluwe-Saint-Pierre, Gemeente Sint-Pieters-Woluwe, 1992, pp. 57-59.
DEMETER, S. (o.l.v.), Atlas van de archeologische ondergrond van het Gewest Brussel, t. 14, Sint-Pieters-Woluwe, Brussel, 2004, pp. 51-52.