Typologie(ën)
woning
Ontwerper(s)
Gaston EYSSELINCK – 1934
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Modernisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 26211
Beschrijving
Woning
in Nieuwe Zakelijkheid naar ontwerp van de Gentse architect Gaston Eysselinck
uit 1934 in opdracht van Goegebeure. Vlak na oplevering van het gebouw in 1936
werden aanpassingen uitgevoerd naar ontwerp van dezelfde architect in opdracht
van Goegebeure, vanaf 1937 echter in opdracht van Rombouts. Laatstgenoemde
gelaste in 1956 de architect met het voorzien van een garage in het talud.
Betonnen constructie met bruingekleurde bakstenen parementGevel- of muurbekleding. in kruisverband. Balkvormig volume van drie bouwlagen met rechthoekige muuropeningen. Gedrongen benedenverdieping, met toegangsdeur in zuidelijk georiënteerde zijgevel. Toegang oorspronkelijk voorzien op voorgevel en inspringend (1934), gewijzigd in 1937, en geplaatst onder het hoog en smal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. ter verlichting van trappenhuis. Hoogste bouwlaag oorspronkelijk opgevat als zuidelijk georiënteerd, grotendeels omsloten, solarium.
Bewaard ijzeren schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met roeden en buitenscharnier. Buisreling, dat waarschijnlijk werd gerecupereerd nadat het solarium werd verbouwd, voor klein terras aan voorgevel.
Sober interieur; met uitzondering van de slaapkamers vloeren in roodgekleurde keramische tegels van 10x10 cm en zwartgekleurde keramische opstaande tegels voor plint. Kleine keuken met cubex-elementen en ingebouwde, gedeelde kast met eetkamer. Steile binnentrap met buisreling.
Plan van de woning was in oorsprong schatplichtig aan het typeplan van de zogenaamde maison gratte-ciel in de tuinwijk Frugès in Pessac nabij Bordeaux (Frankrijk) naar een ontwerp van Le Corbusier uit 1924. Gezien de wijzigingen in 1936 en 1937 werden o.a. de circulatie (frontale toegang die leidt naar een haaks geplaatste trap) en het solarium gewijzigd of verbouwd. Vandaag ligt de gelijkenis met dit plan op de middelste bouwlaag waarbij het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. – parallel geplaatst ten opzichte van de rooilijn – de ruimte indeelt met leefruimte vooraan en keuken waarlangs eetkamer achteraan.
Het oeuvre van de architect Gaston Eysselinck toont ontzettend veel gelijkenissen met dat van Le Corbusier uit de jaren 1920 en 1930. De woning Peeters te Deurne (Antwerpen) uit 1932 dat qua plan en gevel zeer sterke gelijkenissen toont met het in 1927 gebouwde Citrohanhuis voor de Weissenhofsiedlung te Stuttgart (Duitsland), vormt hiervan de exponent. De oorspronkelijke gevelopbouw van de woning Rombouts is analoog aan deze woning, samen met het maison gratte-ciel geïnspireerde plan, steunt ze op de zgn. 5 punten van de nieuwe architectuur zoals Le Corbusier ze formuleerde. Met de woning Rombouts echter verlaat de architect dit dogmatisch principe, de woning beschikt over zichtbaar metselwerk, misschien zijn hier technische en/of budgettaire factoren aan te koppelen maar ook een beïnvloeding door Le Corbusier. In plaats van de horizontaliteit van de raamopeningen als principe voorop te stellen gaat hij de vorm van het raam bepalen vanuit de inwendige structuur (Dubois, 1986, p. 15).
Betonnen constructie met bruingekleurde bakstenen parementGevel- of muurbekleding. in kruisverband. Balkvormig volume van drie bouwlagen met rechthoekige muuropeningen. Gedrongen benedenverdieping, met toegangsdeur in zuidelijk georiënteerde zijgevel. Toegang oorspronkelijk voorzien op voorgevel en inspringend (1934), gewijzigd in 1937, en geplaatst onder het hoog en smal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. ter verlichting van trappenhuis. Hoogste bouwlaag oorspronkelijk opgevat als zuidelijk georiënteerd, grotendeels omsloten, solarium.
Bewaard ijzeren schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met roeden en buitenscharnier. Buisreling, dat waarschijnlijk werd gerecupereerd nadat het solarium werd verbouwd, voor klein terras aan voorgevel.
Sober interieur; met uitzondering van de slaapkamers vloeren in roodgekleurde keramische tegels van 10x10 cm en zwartgekleurde keramische opstaande tegels voor plint. Kleine keuken met cubex-elementen en ingebouwde, gedeelde kast met eetkamer. Steile binnentrap met buisreling.
Plan van de woning was in oorsprong schatplichtig aan het typeplan van de zogenaamde maison gratte-ciel in de tuinwijk Frugès in Pessac nabij Bordeaux (Frankrijk) naar een ontwerp van Le Corbusier uit 1924. Gezien de wijzigingen in 1936 en 1937 werden o.a. de circulatie (frontale toegang die leidt naar een haaks geplaatste trap) en het solarium gewijzigd of verbouwd. Vandaag ligt de gelijkenis met dit plan op de middelste bouwlaag waarbij het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. – parallel geplaatst ten opzichte van de rooilijn – de ruimte indeelt met leefruimte vooraan en keuken waarlangs eetkamer achteraan.
Het oeuvre van de architect Gaston Eysselinck toont ontzettend veel gelijkenissen met dat van Le Corbusier uit de jaren 1920 en 1930. De woning Peeters te Deurne (Antwerpen) uit 1932 dat qua plan en gevel zeer sterke gelijkenissen toont met het in 1927 gebouwde Citrohanhuis voor de Weissenhofsiedlung te Stuttgart (Duitsland), vormt hiervan de exponent. De oorspronkelijke gevelopbouw van de woning Rombouts is analoog aan deze woning, samen met het maison gratte-ciel geïnspireerde plan, steunt ze op de zgn. 5 punten van de nieuwe architectuur zoals Le Corbusier ze formuleerde. Met de woning Rombouts echter verlaat de architect dit dogmatisch principe, de woning beschikt over zichtbaar metselwerk, misschien zijn hier technische en/of budgettaire factoren aan te koppelen maar ook een beïnvloeding door Le Corbusier. In plaats van de horizontaliteit van de raamopeningen als principe voorop te stellen gaat hij de vorm van het raam bepalen vanuit de inwendige structuur (Dubois, 1986, p. 15).
Bronnen
Archieven
GAWB/DS 9.122 (1934), 9.916 (1937), 15.635 (1956).
Publicaties en studies
DUBOIS, M., De fatale ontgoocheling. Architect Gaston Eysselinck. Zijn werk te Oostende 1945/1953, Snoeck-Ducaju, Gand, 1986, p. 15.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid