Typologie(ën)
Tweewoonst
manufactuur
werkplaats (ambachtelijk)
manufactuur
werkplaats (ambachtelijk)
Ontwerper(s)
Édouard FEYAERTS – architect – 1930
GILSON FRÈRES – architect – 1929
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Art deco
Inventaris(sen)
- Het monumentale erfgoed van België. Schaarbeek (Apeb - 2010-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
Onderzoek en redactie
2010-2012
id
Urban : 20282
Beschrijving
Tweewoonst in art-decostijl, n.o.v. architect Édouard Feyaerts (gesigneerd op de sokkel), 1930. Geeft toegang tot de voormalige ketelmakerij Nicolas Maloens, (fabrique de buanderies et de machines à laver), binnen het huizenblok, n.o.v. architecten Gilson frères, 1929.
Twee ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de verdiepingen, in granitoBedekking met veelkleurige (marmer)stukjes, gebed in cementmortel, die na verharding glanzend wordt geschuurd. op de benedenverdieping, similiBepleistering ter imitatie van natuursteen. en baksteen op verdiepingen. Vier bouwlagen, de laatste oorspronkelijk als dakvlak op de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel., in 1941 door dezelfde architect verbouwd tot volwaardige verdieping. Benedenverdieping met inrijpoort naar het atelier, toegangsdeur onder zeshoekige luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. en getraliede lantaarn1. Bovenste, opengewerkte bekroning van een dakkoepel of toren; schrijlings op nok van een dak gelegen wordt het dakruiter genoemd. - 2. Lichtbron met glazen ruiten., en een breed vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. Driehoekige erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op één consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., bekroond door een terras met postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. en smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… traliewerk. Linkertravee bekroond door een topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt.. Decor van groeven. Grote dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. van latere datum. Garagepoort en raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. in de laatste bouwlaag vervangen; toegangsdeur, ijzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw. en raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met roedeverdelingDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd. met een band groen glas bewaard in de eerste bouwlagen.
Atelier in het huizenblok onder Polonceau-spantKapspant ontwikkeld door Franse ingenieur Polonceau (1836); opgebouwd uit twee onderspannen driehoekige liggers, verbonden door een trekstaaf., met een kantoor en een toonzaal die in 1932 werd uitgebreid volgens de plannen van Feyaerts.
Twee ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de verdiepingen, in granitoBedekking met veelkleurige (marmer)stukjes, gebed in cementmortel, die na verharding glanzend wordt geschuurd. op de benedenverdieping, similiBepleistering ter imitatie van natuursteen. en baksteen op verdiepingen. Vier bouwlagen, de laatste oorspronkelijk als dakvlak op de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel., in 1941 door dezelfde architect verbouwd tot volwaardige verdieping. Benedenverdieping met inrijpoort naar het atelier, toegangsdeur onder zeshoekige luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. en getraliede lantaarn1. Bovenste, opengewerkte bekroning van een dakkoepel of toren; schrijlings op nok van een dak gelegen wordt het dakruiter genoemd. - 2. Lichtbron met glazen ruiten., en een breed vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. Driehoekige erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op één consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., bekroond door een terras met postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. en smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… traliewerk. Linkertravee bekroond door een topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt.. Decor van groeven. Grote dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. van latere datum. Garagepoort en raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. in de laatste bouwlaag vervangen; toegangsdeur, ijzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw. en raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met roedeverdelingDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd. met een band groen glas bewaard in de eerste bouwlagen.
Atelier in het huizenblok onder Polonceau-spantKapspant ontwikkeld door Franse ingenieur Polonceau (1836); opgebouwd uit twee onderspannen driehoekige liggers, verbonden door een trekstaaf., met een kantoor en een toonzaal die in 1932 werd uitgebreid volgens de plannen van Feyaerts.
Bronnen
Archieven
GAS/DS 159-50-52.
Huis der Kunsten van Schaarbeek/lokaal fonds.