Typologie(ën)
appartementsgebouw
architectenwoning
architectenwoning
Ontwerper(s)
Paul CAULIER – architect – 1966
Juridisch statuut
Procedure tot bescherming sinds 13 april 2023
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Brutalisme
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Koekelberg (DPC-DCE - 2020-2023)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
Onderzoek en redactie
2020-2022
id
Urban : 35497
Beschrijving
Opmerkelijk
appartementsgebouw en architectenbureau in brutalistische stijl, naar een
ontwerp van architect Paul Caulier, voor eigen rekening, 1966.
Zeven bouwlagen tussen twee wanden van bruin metselwerk. De inspringende beglaasde oppervlakken en de betonnen vloeren bakenen loggia'sOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. af die zijn afgesloten met een betonnen balk met U-profiel (die dienstdoet als plantenbak) en een metalen handlijst. Centraal op de hoogste verdieping: asymmetrisch gevormd balkon, afgesloten met een betonnen borstwerking en metalen borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. opzij. Deur en ramen van teak.
Interieur. Oorspronkelijk werd de benedenverdieping ingenomen door een toegang tot de garage achteraan, een opslagplaats en een hal die toegang gaf tot het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en de lift. Op de eerste verdieping bevonden zich de kantoren van de architect. De andere verdiepingen zijn ingenomen door drie duplexwoningen; de eerste twee zijn verweven en beslaan elk anderhalve verdieping; de derde beslaat twee verdiepingen. De materialen zijn ruw gelaten: zijwanden van blote baksteen en betonnen plafonds, betonnen wenteltrappen, schoorsteen in een combinatie van bakstenen en beton.
Zeven bouwlagen tussen twee wanden van bruin metselwerk. De inspringende beglaasde oppervlakken en de betonnen vloeren bakenen loggia'sOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. af die zijn afgesloten met een betonnen balk met U-profiel (die dienstdoet als plantenbak) en een metalen handlijst. Centraal op de hoogste verdieping: asymmetrisch gevormd balkon, afgesloten met een betonnen borstwerking en metalen borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. opzij. Deur en ramen van teak.
Interieur. Oorspronkelijk werd de benedenverdieping ingenomen door een toegang tot de garage achteraan, een opslagplaats en een hal die toegang gaf tot het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en de lift. Op de eerste verdieping bevonden zich de kantoren van de architect. De andere verdiepingen zijn ingenomen door drie duplexwoningen; de eerste twee zijn verweven en beslaan elk anderhalve verdieping; de derde beslaat twee verdiepingen. De materialen zijn ruw gelaten: zijwanden van blote baksteen en betonnen plafonds, betonnen wenteltrappen, schoorsteen in een combinatie van bakstenen en beton.
Bronnen
Archieven
GAK/DS 4706-19 (1966).