Typologie(ën)
werkplaats (ambachtelijk)
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1927
Em. DEVOLDER – architect – 1933
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Jette - historische kern (DPC-DCE - 2020-2023)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Bel-étagewoning en atelier in modernistischeInternationale stijl (vanaf ca. 1920) waarbij het functionele primeert op de vorm. Wordt gekenmerkt door een rationeel grondplan, eenvoudige geometrische vormen, platte daken en het gebruik van moderne materialen zoals gewapend beton. stijl i.o.v. meester glazenier Frans David Ferdinand Crickx. Atelier achteraan het perceel van 1927, woning van 1933 en n.o.v. architect Em. Devolder.
Historiek
Crickx (1893 Brussel/Sint-Gillis –
1979 Brussel/Jette) leerde tussen 1924 en 1927 het ambacht van de
glasschilderkunst in het atelier van Georges Bary in de Leopoldstraat 142 te
Jette. In 1927 nam Crickx de zaak over en bouwde een eigen atelier in de
Ferdinand Lenoirstraat 96 te Jette. Enkele jaren later, in 1933, werd het
atelier vergroot door de bouw van zijn eigen woning waarvan de
benedenverdieping dienst deed als bureau en garage. In 1948 vergrootte hij zijn
atelier nogmaals door de constructie van een opbrengstwoning in de Pierre De
Breukerstraat 20-22 waarvan de gelijkvloerse- en kelderverdiepingen dienst
deden als ruimtes voor sablage, acide,
fours, magasin en masticage. Dit
perceel leunt langs de achterzijde aan bij het bestaande glasatelier in de
Ferdinand Lenoirstraat. Het glazeniersatelier Crickx bleef actief tot 1967.
Gedurende een periode van 40 jaar werd het atelier uitgebouwd tot een van de grootste en meest productieve van het land waarin tijdens de bloeiperiode tot een vijftigtal werknemers actief waren. Zo leverde Crickx ongeveer 400 nieuwe glasramen voor kerken en kloosters in Brussel, Vlaanderen en Wallonië. Enkele van de meest befaamde Brusselse voorbeelden zijn de Sint-Jan-de-Doperkerk in Sint-Jans-Molenbeek (1932), de Onze-Lieve-Vrouw van Lourdeskerk in Jette (1951) en de Heilig-Hart basiliek van Koekelberg (1954). Ook werden een 120-tal glas-in-loodramen gerestaureerd door het atelier van Crickx. Hiernaast werden tal van burgerlijke opdrachten gerealiseerd in onder meer gemeentehuizen, scholen en universiteiten. Zo citeren we de Rijksnormaalschool in de Karel Bogaeertstraat in Laken (1930), het gerechtshof van Hasselt (1936), de universiteit van Gembloux (1947) en het gemeentehuis van Jette (1951).
Crickx heeft maar zelden glasramen eigenhandig ontworpen of uitgevoerd. Hij had enkele tekenaars-schilders in vaste dienst: Ovide PironUitstekende versiering op de nok van een dak in de vorm van een decoratieve metalen, terracotta of houten bol of stang (makelaar). en Emile De Zone waren de belangrijkste. Hij deed ook veelvuldig beroep op externe ontwerp- en kartontekenaars: vooral Louis-Charles Crespin en Maurice Hizette hebben veel voor het atelier gewerkt. Daarnaast lieten ook veel andere glazeniers hun ontwerpen uitvoeren bij Crickx.
Beschrijving
Woning van de meester glazenier,
gelegen aan de linkerzijde van het perceel. Origineel en strak gevelontwerp
door de gesloten zijgevel en de imposante hoekerker met glas-in-loodramen. Drie
bouwlagen onder plat dak met een benedenverdieping in baksteen met breukstenenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen.
plintHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. en verdiepingen in lichtgrijze, ruwe bepleistering. Hoofdgevel met ingang
onder korfboogBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen. met geometrische smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… deur en sobere metalen
garagepoort. Rechthoekige vensteropeningen van verschillende afmetingen. Zijgevel
met een reeks kleine, rechthoekige vensteropeningen op de benedenverdieping. Eerste
verdieping voorzien van centrale vensteropening en aan rechterzijde driedelige
vensterdeur uitgevend op een balkon met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en eenvoudige
buisleuning. Op tweede verdieping centrale, kleine trapezoïdale erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld..
Verschillende gevelopeningen werden voorzien van glas-in-loodramen uitgevoerd
door het atelier F. Crickx: op de eerste verdieping religieuze taferelen en op
de tweede verdieping geometrische art-nouveaumotieven.
Het interieur dient op de benedenverdieping als uitbreiding van het atelier en omvat een ruime garage en een bureau in het bijgebouw. De verdiepingen worden gebruikt als woning van de glaskunstenaar Frans Crickx en typeren zich als een klassieke Brusselse burgerwoning met een aaneeschakeling van ruimtes. Inkomhal, met sierlijk glas-in-loodraam in art-decostijl met voorstelling van vogels en bloemguirlandes, uitgevend op imposante traphal met bordestrap en zenitale verlichting. Livingroom met oorspronkelijke en op maat gemaakte art-décocommode in marmer waarin houten kastjes en centraal een haard en spiegel1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting.. Keuken nog grotendeels van zijn oorspronkelijke bouwperiode (vierkante tegels, modulaire kasten en gootsteen). Op de tweede verdieping bevonden zich oorspronkelijk twee slaapkamers en één badkamer.
Aan de achterzijde van de grote koer (thans een tuin), atelier op onregelmatig plattegrond, bestaande uit één bouwlaag onder plat dak. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevel van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met grote glaspartijen. De derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) is hoger en voorzien van een daklicht. Twee ingangsdeuren. Dito hoger volume met daklicht uitgevend op de kleine koer in de hoek achteraan het perceel.
Het interieur bestaat volgens de oorspronkelijke bouwplannen uit één grote werkruimte met aan de linkerzijde een bureau afgesloten door een glas-in-loodraam. In 1967 werd het atelier in gebruik genomen als metaaldepot en in 2005 werd het omgevormd tot woning.
De woning is beschermd als monument volgens ministerieel besluit van 08.06.23.
Bronnen
Archieven
GAJ/DS 4908 (1927), 7294 (1933), 9098 (1940), J7947 (2005).
Urban, documentatiecentrum, dossier KCML, woning en atelier Crickx, Ferdinand Lenoirstraat 96, Jette.
BAKELANTS, I., De glasschilderkunst in België in de negentiende en twintigste eeuw: repertorium en documenten, deel C, Wommelgem, 1986, pp. 138-143.
Tijdschriften
La Renaissance du vitrail in L’Art de Bâtir, 8, 1941, pp. 26-27.
Le pavillon de l’art religieux in Bâtir, 30, 1935, pp.194-195.