Typologie(ën)
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1924
Jean HEBBELYCNK – architect – 1936
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Op de hoek met de Kreupelboslaan, vrijstaande villa met invloed van de
cottagestijl, ontworpen ca. 1924.
De woning werd al in 1925 opgenomen in de Almanach du Commerce, onder de naam “campagne
de M. Carlier”. In het kader van de Wereldtentoonstelling van 1935, waarvoor het Ossegempark
werd ingericht door de “hoofd tuinarchitect”
Jules Buyssens, werd deze villa het “Châlet Forestier” van het park, eigendom
van de stad. In 1936 voorzag architect Jean Hebbelynck
het gebouw van een groot achterliggend bijgebouw, voor rekening van
landschapsarchitect René Pechère.
Villa van twee bouwlagen
bestaande uit verscheidene volumes onder verschillend uitgewerkte daken, met
houten dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. onder puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met uitspringende kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Bakstenen gevels, thans wit geschilderd. Beraapte verdieping versierd met vakwerk.
Aan de zuidkant, volume onder
uitkragend zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. parallel aan de laan, met op de puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. een rechthoekige
voorbouw met houten bovenbouw onder drieledig dak. Uitkragende verdieping op houten korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. en met twee venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in de
geveltop.
Aan de noordkant en inspringend
aan de kant van de laan, lager volume onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., met op de afgeschuinde
hoek een schoorsteenkoker.
Uitkragende verdieping aan
weerszijden daarvan.
Aan de westkant en langs de
trap, volume onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. loodrecht op de laan, waartegen, in de hoek met het
zuidelijke volume, een houten toegangsportiek onder tweeledig dak is aangebouwd,
achter een trappenpartij. Aan de noordkant, klein volume van één
bouwlaag onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Schrijnwerk vervangen.
Aan de westkant, bijgebouw
uit 1937 in witgeschilderde baksteen, van één bouwlaag onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met
dakvensters in dezelfde stijl als die van het hoofdgebouw. Vakwerkversiering voorzien op het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Binnen, oorspronkelijk, grote zaal versierd met een schoorsteen tegen de
achterste puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is..
Bronnen
Archieven
SAB/OW 44856 (1936).
Tijdschriften
Almanach du Commerce et de l’Industrie, “Meysse (avenue de)”, 1925.