Typologie(ën)
tentoonstellingpavilljoen
Ontwerper(s)
GROUPE PYJAMA – architectenbureau – 1958
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
naoorlogs modernisme
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Laken (Archistory - 2016-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Volkskundig Moeilijk te onderscheiden waarde ten opzichte van de sociale waarde en over het algemeen onvoldoende om selectie (mbt onroerend erfgoed) op zichzelf te rechtvaardigen. Het is wenselijk deze erfgoedwaarde te koppelen aan een immateriële gezien het vaak een plaats van herinnering van een gemeenschap, of van een sociale groep betreft. Het kan ook de materiële uiting zijn van een plek met volkssymboliek, of een plek waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2018
id
Urban : 38320
Beschrijving
Gelegen aan het zuidelijke
uiteinde van het bouwblok tussen de Eeuwfeestlaan en het Sint-Lambertusplein,
paviljoen gebouwd voor Expo 58, samen met de hoger liggende Beneluxpoort, naar
een ontwerp van de Groupe Pyjama (architecten André Pirnay, Robert Jeanne en
Guy Martin). Oorspronkelijk
was dit paviljoen bestemd voor de kaartjesverkoop van de stoeltjeslift, die men
aan de achterkant van de Beneluxpoort kon nemen.
Cilindervormig paviljoen van twee bouwlagen onder plat dak, met een gevel verstevigd met metalen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). In de eerste bouwlaag, toiletten met aan de kant van het plein een bekleding in breuksteen van veelkleurige zandsteen belijnd door een dun vensterregisterDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters.. Drieledige muuropening van glasstenen, thans grotendeels gedicht met betonblokken. De tweede bouwlaag is behandeld als gordijngevelNiet dragende gevel, meestal bestaande uit een opeenstapeling van vensterregisters., met metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. en borstweringen van lichtblauwe sandwichpanelenKunststoffen gevelplaat, bestaande uit een isolerende kern tussen twee platen (vandaar 'sandwich'). Bekendste uitvoering, Glasal, gemaakt op basis van cement en versterkingsvezels, met een glad zijdeglans oppervlakte en verkrijgbaar in een tiental verschillende kleuren.. Aan de kant van de laan, deur links en V-vormige luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. rechts, opgehouden door metalen spantbalken. Het paviljoen ligt achter een terras in breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. en met buisreling.
Binnen, cilindervormige, met gele mozaïek beklede kern die dienstdoet als pijler1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) en als luchtkoker die in het dak uitmondt. In de tweede bouwlaag wordt die kern aangevuld met een ronde balie bekleed met blauwe mozaïek. Waaiervormig plafond gemaakt van houten planchetten. Een metalen trap met een borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en leuning met staven draait naar de eerste bouwlaag, waarin een vlak van glasstenen het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. afsluit. Met uitzondering van een technisch lokaal was deze ruimte oorspronkelijk open, met toiletten uitgelijnd tegen de met lichtblauwe tegels beklede muren. Vloer met kleine blauwe keramiektegels.
Aan de noordwestelijke kant loopt langs het paviljoen een brede, door een muur afgeboorde gebogen trap, eveneens in breuksteen en met een buisvormige centrale leuning. De muur is versierd met een abstract kunstwerk gemaakt van gekleurde metalen panelen.
Cilindervormig paviljoen van twee bouwlagen onder plat dak, met een gevel verstevigd met metalen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). In de eerste bouwlaag, toiletten met aan de kant van het plein een bekleding in breuksteen van veelkleurige zandsteen belijnd door een dun vensterregisterDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters.. Drieledige muuropening van glasstenen, thans grotendeels gedicht met betonblokken. De tweede bouwlaag is behandeld als gordijngevelNiet dragende gevel, meestal bestaande uit een opeenstapeling van vensterregisters., met metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. en borstweringen van lichtblauwe sandwichpanelenKunststoffen gevelplaat, bestaande uit een isolerende kern tussen twee platen (vandaar 'sandwich'). Bekendste uitvoering, Glasal, gemaakt op basis van cement en versterkingsvezels, met een glad zijdeglans oppervlakte en verkrijgbaar in een tiental verschillende kleuren.. Aan de kant van de laan, deur links en V-vormige luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. rechts, opgehouden door metalen spantbalken. Het paviljoen ligt achter een terras in breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. en met buisreling.
Binnen, cilindervormige, met gele mozaïek beklede kern die dienstdoet als pijler1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) en als luchtkoker die in het dak uitmondt. In de tweede bouwlaag wordt die kern aangevuld met een ronde balie bekleed met blauwe mozaïek. Waaiervormig plafond gemaakt van houten planchetten. Een metalen trap met een borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en leuning met staven draait naar de eerste bouwlaag, waarin een vlak van glasstenen het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. afsluit. Met uitzondering van een technisch lokaal was deze ruimte oorspronkelijk open, met toiletten uitgelijnd tegen de met lichtblauwe tegels beklede muren. Vloer met kleine blauwe keramiektegels.
Aan de noordwestelijke kant loopt langs het paviljoen een brede, door een muur afgeboorde gebogen trap, eveneens in breuksteen en met een buisvormige centrale leuning. De muur is versierd met een abstract kunstwerk gemaakt van gekleurde metalen panelen.
Bronnen
Publicaties en studies
Exposition universelle et internationale de Bruxelles 1958. Plans.
NEVI, R., Expo 58. Nostalgie in 400 foto’s, Van Halewyck, 2008, p. 151.
TRIBOT, P.-J., Bruxelles 58 année-lumière, CFC-éditions, 2008, pp. 170, 172.