Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Victor HORTA – architect – 1893
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreiding Zuid (Apeb - 2005-2008)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Gebouwd in opdracht van Émile Tassel, geometrieprofessor aan de Université Libre de Bruxelles en net als Horta lid van de vrijmetselaarsloge Les Amis philanthropes. Op perceel van 7,79 m breed en 29 m diep, wordt 20,8 m in beslagVerzameling van metalen elementen op een deur of raam. genomen door huis. Programma voorzag in een woning voor vrijgezel die met zijn grootmoeder samenwoonde, graag vrienden ontving en zijn wetenschappelijk werk thuis wilde voortzetten. Na voltooiing van het huis, werkte Horta nog enkele jaren aan meubelontwerpen voor Tassel; tevens werden enkele kleine wijzigingen aan huis doorgevoerd (decoratie, verwarming), ongetwijfeld op vraag van Tassel.
In dit werk zijn alle kenmerken die Horta in zijn latere huizen zou ontwikkelen al aanwezig: gebruik van zichtbare ijzeren structuren, integratie van het decor in de structuur, soepel in elkaar overgaande ruimten, rijkelijk invallend daglicht, wintertuin in hart van huis. Huis Tassel is een echt “portrethuis” en beantwoordde perfect aan wetenschappelijk programma van opdrachtgever. In huis Tassel experimenteerde Horta voor het eerst met door hem ontworpen ventilatie- en verwarmingssysteem – thans grotendeels buiten gebruik.
Gevel. Tegelijk ingepast in huizenrij en opvallend van vorm. Vier bouwlagen, waarvan één als tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen., en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Gevel met regelmatige afwisseling van witsteen van Euville en van Savonnières. Op benedenverdieping banden onderaan en deuromlijsting in hardsteen.
Drieledige compositie met mooi evenwicht tussen stenen muurvakken en brede, volledige beglaasde muuropeningen van centrale bouwlaag. Smalle muuropeningen die per bouwlaag. versmallen en in hoogste bouwlaag. nog slechts lichtspleten zijn, dit in tegengestelde beweging tot centrale muuropeningen waarvan breedte en proporties die naar boven toe groter worden. Vrij lage benedenverdieping behandeld als onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen.; centrale monumentale toegangsdeur in sculpturale omlijsting onder brede keellijstvormende en gebogen latei. Imposante gebogen kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). boven deur vormt zowel luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. als basis van erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. met erg kenmerkende zichtbare metalen dragende structuur en bijzonder plasticiteit. VensterLicht- en/of luchtopening in een muur. op tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. geritmeerd door vijf zuilen waarvan basis en kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. als klauwen gesculpteerd zijn. In derde bouwlaag vier slanke metalen zuilen samengesteld uit met elkaar verbonden metalen balken; borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met arabeskenOrnament met slingerende grondlijn, bekleed met bladeren, bloemen, vruchten, gedeelten van mensen- of dierenbeelden in grillige vormen, maar op sierlijke wijze geschikt en aaneengestrengeld. van aan elkaar geklonken platte ijzeren profielen. ErkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. in vierde bouwlaag bekroond met terras met stenen basis en soberder smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.; in deze bouwlaag wordt gevel terug vlak; centraal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met twee metalen gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuiltjes onder I-balkIJzeren latei met I-profiel.. Krachtig hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met uitspringende friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). op rij consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. die één op twee gericht zijn met consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. van houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)..
Achtergevel. Bijzonder sober. Ter hoogte van souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. vertrekkende en tot eerste verdieping lopende centrale erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld., die zorgt voor meer ruimte en licht in achterste vertrekken.
Interieur. In huis Tassel breekt Horta definitief met traditioneel grondplan van Brusselse woningen. Het huis bestaat uit twee parallelle volumes, elk onder eigen zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. In volume aan straatkant ontvangst- en werkruimten: op benedenverdieping spreekkamer; op tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. rookkamer en laboratorium, op eerste verdieping bureau en op tweede verdieping studiekamer. In diepere volume aan achterkant dienstruimten en woonruimten: keukens in hoog souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping.; op verhoogde benedenverdieping salon-eetkamer; op eerste verdieping grote kamer en kleine eetkamer; op tweede verdieping twee slaapkamers. Dit gedeelte volledig verbonden met diensttrap. In ruimte van 5,30 m lang tussen twee volumes, twee lichtkoepels die respectievelijk hoofdtrappenhuis en wintertuin op benedenverdieping verlichten. Twee volumes over drie verdiepingen door bordessen1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. met elkaar verbonden.
Grondplan. Georganiseerd rond as die vertrekt van toegangsdeur, het huis doorkruist en eindigt in het midden van de absis van de eetkamer.
Octogonale hal met japoniserende lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …; in plafond doornenmotief; vloer in marmermozaïek met spiraalvormig motief rond warme-luchtrooster; in het midden zeven traptreden naar verhoogde benedenverdieping die volledig achterste gedeelte van huis in beslagVerzameling van metalen elementen op een deur of raam. neemt.
Trap in lichte beuk.
Meubilair thans verspreid; deels ontworpen door Horta, deels gekocht in galerie “L'Art Nouveau” van S. Bing (Parijs).
Beschermd op 18.11.1976.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 23312 (1893), 93596 (1982).
Archief van het Hortamuseum.
Archief van de KCML, dossier Brussel 2.56.
Persoonlijk archief van mevrouw Renée Delhaye-Keller.
Publicaties en studies
HORTA, V., Mémoires. Texte établi, annoté et introduit par Cécile Dulière, Ministère de la Communauté française de Belgique, Brussel, 1985.LOYER, F., DELHAYE, J., Victor Horta - Hôtel Tassel 1893-1895, AAM, Brussel, 1986.
NICASI, C., De trap als ruimtelijk gegeven in Horta's art nouveauarchitectuur te Brussel, (eindverhandeling in de Kunstgeschiedenis en Archeologie), KUL, Leuven, 1983, pp. 46-50.
Tijdschriften
BRUNFAUT, G.A.L., “Importance du plan. Victor Horta le bâtisseur”, Bâtir, 6, 1933, pp. 201-205.
FLOUQUET, P.-L., “Sur le même thème…”, Bâtir, 39, 1936, pp. 547-548.
DIERKENS-AUBRY, F., “Les débuts de l'Art Nouveau à Bruxelles Victor Horta et l'hôtel Tassel (1893)”, Bulletin de la Commission Royale des Monuments et des Sites, XIII, 1986, pp 7-36.
CONRARDY, C., “Victor Horta”, La Cité, 11, 1920, pp. 217-219.
HORTA, V., “Sur l'habitation bourgeoise. Un demi-siècle d'évolution”, Le Document, 3, 1936, pp. 44-47.
DIERKENS-AUBRY, F., “L'Hôtel Tassel”, Maisons d'hier et d'aujourd'hui, 76, 1987, pp 2-17.
DERNIE, D., PARRY, E., “Hôtel Tassel, Brussels”, The Architects'Journal, 21, 1985, pp. 36-54.