Onderzoek en redactie

2005

 

Bekijk de weerhouden gebouwen
Van Tervurenlaan tot Generaal de Longuevillelaan. Licht dalende laan met knik ter hoogte van kruispunt met Pater Eudore Devroyestraat en Julius Caesarlaan.

Oorspronkelijk Groenelaan (avenue Verte) genaamd, naar een oude verbindingsweg doorheen het Linthoutbos, die op de gemeenteatlas van 1808 als dusdanig zichtbaar is.
Huidige benaming verwijzend naar sergeant bij het 3e Regiment van de Jagers te voet, gesneuveld tijdens W.O. I te Zuidschote.

Tracé van eerste deel tot de Sint-Michielscollegestraat goedgekeurd vlg. K.B. van 06.02.1896 m.b.t. de aanleg van de Tervurenlaan n.o.v. Victor Besme (zie Tervurenlaan). In april 1903 doet de heer Parmentier een voorstel om de toenmalige avenue Verte te verlengen. Dit krijgt vorm in de creatie van een hele nieuwe wijk de zgn. ‘Groenelaanwijk' (Quartier de l'avenue Verte) die definitief wordt vastgelegd volgens een overeenkomst tussen de gemeente en de heer Parmentier op 19.11.1906 en waar eveneens de creatie van verschillende nieuwe straten in wordt voorzien op kosten van laatstgenoemde (zie ook Pater Eudore Devroye-, Sint-Huibrechts-, en Maurice Liétartstraat). Hierdoor worden oudere wegels afgeschaft zoals de Ketelstraat (rue du Chaudron) waarvan het tracé nog zichtbaar is in de grillige gemeentegrens met Etterbeek en de Drève du Duc die, door het Linthoutbos, de Bemelstraat met de huidige Hertogstraat verbond. Uiteindelijk werd het tweede deel van de Groenelaan aangelegd vlg. K.B. van 31.07.1909. De bestrating wordt afgewerkt in 1913 door de firma ‘Bernheim frères et fils'.

De vml. avenue Verte, heden Roger Vandendriescchelaan richting Leopold II-square ([i]Quartier Saint-Michel. Nouveau quartier de luxe, édité par la Société Anonyme de Travaux et de Crédit[/i], Bruxelles, 1910).

Bebouwing bestaat grotendeels uit woningen, namelijk burger- en/of herenhuizen in eclectische of Beaux-Artsstijl van twee tot drie bouwlagen, aan pare zijde sommige als halfopen bebouwing. Zij dateren meestal van vòòr W.O. I. Slechts enkele gebouwen dateren van het interbellum of de naoorlogse periode. Laatstgenoemde periode wordt vertegenwoordigd door banale appartementsgebouwen die zich vooral situeren in het begin van de straat op de hoek met de Tervurenlaan. Deze op de hoek met de Sint-Michielscollegestraat dateren uit het interbellum. Een opmerkelijk gebouw in deze laan, een dubbelatelier, situeert zich binnen het bouwblok aan pare zijde.

Eerste deel van de laan, tot aan de Sint-Michielscollegestraat, bestaat hoofdzakelijk uit burgerwoningen in eclectische stijl uit het begin XX. Ze staan in de schaduw van de appartementsgebouwen met witstenen gevels op hoek met Tervurenlaan (nr. 1a-1b-1c n.o.v. arch. J. Trion en H. Kennis en nr. 2 n.o.v. arch. P.E.H. Mathieu) en vervangen pittoreske villa n.o.v. arch. Léonce Laureys (1901). Nr. 8 (n.o.v. arch. D. Dethiers) en nr. 18 (n.o.v. arch. J.C.M. Mathieu), appartementsgebouwen uit late jaren 1960 en nr. 10 (n.o.v. arch. Poels, Lejeune en Fraiture, 2000), vervangen enkele eclectische burgerwoning uit 1904, waaronder nr. 8 n.o.v. arch. Ernest Delune en nr. 10 n.o.v. arch. A. Verhelle.

Het tweede deel van de laan, tot de Sint-Huibrechtsstraat wordt eveneens gekenmerkt door vnl. burgerwoningen in eclectische stijl van voor W.O. I (zie nr. 15 en 21). Nr. 17: woning met art-nouveau-elementen n.o.v. Albert Roosenboom, 1906, gekenmerkt door de uitstralende omlijsting rond de vensters. Nr. 19 van 1904 met houten deur onder luifel en houten erker onder schilddak. 
Opmerkelijk zijn de nr. 31 en 33, twee woningen n.o.v. de gebroeders Hamesse vlg. sterk afwijkend ontwerp. Laatstgenoemde werd i.o.v. aannemer Jules De Waele gebouwd wiens kantoren en magazijnen zich in belendende straat bevinden (zie Sint-Huibrechtsstraat). Hij was ook opdrachtgever voor de nr. 35, 37 n.o.v. arch. Victor Van Haelen en Georges Rosenberg (zie Sint-Huibrechtsstraat). Voorts enkele verbouwde of beschadigde gebouwen zoals de nr. 26 ingrijpend verbouwd door arch. M. Leloup (1936), of nr. 23 (1909) met een ongelukkige vervanging van het schrijnwerk. Een constructie uit het interbellum, nr. 25 eenvoudige woning n.o.v. aannemer F. Wauters, 1932. Voor de bouw van nr. 22, appartementen n.o.v. arch. Closson-Vander Stricht-Van Rijn (1990), werd het voormalige klooster van de zusters Franciscanen n.o.v. arch. A. Huvenne (1904), en hun neogotische kapel n.o.v. arch. Fr. Hemelsoet (1932), afgebroken. Deze waren gelegen nabij nr 28a, een dubbelatelier, opmerkelijk binnen het Gewest, gelegen in het bouwblok en uitgevoerd i.o.v. de familie Wolfers waar vader Philippe, juweelontwerper-beeldhouwer, en zijn zoon Marcel, eveneens beeldhouwer, werkzaam waren. Dit atelier is heden verbouwd tot een ééngezinswoning maar is nog steeds toegankelijk via een opmerkelijk art-nouveauhekken die de invloed van arch. Paul Hankar verraad. Het is een eenvoudig eclectisch gebouw n.o.v. de onbekende architect Emile Van Nooten, een leerling-medewerker van het atelier Paul Hankar die eveneens verantwoordelijk was voor de binnenafwerking van de inmiddels afgebroken villa van Albert Wolfers te Terhulpen en waarvan het ontwerp van het toegangshek gelijkaardig, zelfs bijna identiek is (zie F. LOYER, 1986, p. 501). Dit bouwwerk is het enige gekende van deze in de anonimiteit verdwenen architect.

Het derde deel van de laan, tot de Pater Eudore Devroyestraat wordt hoofdzakelijk bepaald door burger- en/of herenhuizen in eclectische stijl of Beaux-Artsstijl. In het begin van dit bouwblok bevond zich op nr. 43 de kunstenaarswoning van de beeldhouwer C. Sturbelle n.o.v. arch. J. Van Neck. Dit gebouw had een afzonderlijke toegang in belendende straat en is heden een afzonderlijke woning (zie Sint-Huibrechtsstraat nr 6). Binnen het overwegend Beaux-Artsgetinte bouwblok, hoewel hier en daar door naoorlogse architectuur onderbroken, valt dit gebouw duidelijk op. Verder interessant ensemble in Beaux-Artsstijl: nr. 63 tot 67 waarvan nr. 63 n.o.v. arch. G. Devalck uit 1932. Aan de even zijde grotendeels halfopen bebouwing (zie nr. 30, 34 en 38): nr. 42 met afzonderlijke inrijpoort onder chauffeurswoning n.o.v. arch. Ed. Pelsneer, 1924.
Na W.O. II werd de bebouwing voortgezet: nr. 57 en nr. 61, twee bel-etagewoningen uit 1949, resp. van arch. A.J. Michel en E.F. Lippens; nr. 51 en nr 59, twee appartementsgebouwen van vijf bouwlagen resp. uit 1962 en 1954, n.o.v. arch. R. Korman en P. Ahn. Nr. 44 en nr. 46, twee recente woningen (1997), behorende tot het nieuwbouwcomplex op de hoek met de Julius Caesarlaan (zie deze laan), vervangen de oorspronkelijke bebouwing uit 1914 en 1913 n.o.v. arch. A. Beniest.

Laatste deel van laan vnl. bebouwd vanaf eind jaren 1940 tot jaren 1960: aan pare zijde vooral bel-etagewoningen met klassieke vormentaal (nr. 54 en nr. 56 n.o.v. arch. I. en J. Renchon, nr. 58 n.o.v. arch. Ch. Crickx en L. Tassoul, nr. 62 n.o.v. arch. Ch. Georis, nr. 64 n.o.v. arch. L. Vandenbroucke), nr. 60 een bescheiden appartementsgebouw n.o.v. arch. Fr. Blockx, 1950.
De onpare zijde wordt gedomineerd door twee gekoppelde herenhuizen met kasteelallures (zie nr. 75, 77), voorts woningen van ca 1950 (nr. 79 n.o.v. arch. P. Rome, nr. 81 n.o.v. arch. Aug. Pistral en nr. 83 n.o.v. L.Ph. Lesage).

Bronnen

Archieven
GASPW/DS 1: 199 (1961); 2: 401 (1960); 8: 210 (1904), 98 (1968); 10: 123 (1904), 66 (2000); 17: 312 (1906), 263 (1927; 18: 192 (1904), 209 (1969); 19: 127 (1904), 250 (1969); 22: 191 (1904), 228 (1932), 298 (1990); 23: 603 (1909), 171 (1932), 302 (1999); 25: 109 (1932); 26: 220 (1904), 284 (1936); 40: 180 (1927); 42: 8 (1924); 43: 33 (1912); 44: 3 (1914), 288 (1997); 45: 17 (1924); 46: 123 (1913), 288 (1997); 51: 20 (1962); 54: 118 (1952); 56: 53 (1952); 57: 346 (1949); 58: 338 (1951); 59: 382 (1954); 60: 586 (1950); 61: 209 (1949); 62: 264 (1968); 63: 280 (1932); 64: 336 (1952); 79: 22 (1950); 81: 207 (1949); 83: 398 (1948).