Onderzoek en redactie
2006-2007
Bekijk de weerhouden gebouwen
Omvat een wijk bestaande uit drie straten: een hoofdweg die Waterloosesteenweg met Diesdellelaan verbindt en twee loodrechte straten naar Vogelvangersweg.
Naam reeds vermeld op oude kaarten van Brusselse agglomeratie: oorspronkelijk klein, landelijk gehucht rond Waterloosesteenweg. Gelegen op kruising van twee oude wegen, de Dieweg (toekomstige Bospleinlaan) en Walsche Weg (toekomstige Waterloosesteenweg), werd hett gehucht vanaf XV ook de Hut of de Hudt genoemd. Aanleg van Terkamerenbos in 1862 zou bepalend zijn voor ontwikkeling van Groenejagersveld. Toen Terkamerenbos twee jaar later volgens K.B. van 21.04.1864 bij stad Brussel werd gevoegd, werd tevens deel van Ukkels gehucht van Groenejagersveld geannexeerd. De onregelmatige grens tussen Brussel en Ukkel is dan weer resultaat van ontginningszone rond gehucht van ca. 1800. Thans valt grens deels samen met Vogelvangersweg en geplaveid pad zonder naam, dat vanaf eind van Casaltalaan in richting van Vogelvangerweg loopt. De straatnaam werd bekrachtigd door de gemeenteraad van Brussel in 1882.
Het ‘veld' uit de benaming Groenejagersveld verwijst naar het feit dat de wegen van het voormalige gehucht op een veld werden aangelegd door privé-eigenaars, namelijk families Eggericx (in het westen) en Vanden Elschen (in het oosten). Grootste straat van het gehucht werd lange tijd Vanden Elschenlaan genoemd. Loodrecht hierop, aan kant van Waterloosesteenweg, liep de vroegere Groenejagersdreef, terwijl deze aan boskant tot in 1990 Stijgbeugeldreef heette, gezien ze naar een manège leidt. Deze straten werden tot in de jaren 1950 als privé-eigendom beschouwd. Tijdens de gemeenteraad van 24.11.1950 werd voormalige Vanden Elschenlaan bij stedelijk wegennet gevoegd en beslist om riolering aan te leggen. De Brusselse Intercommunale Watermaatschappij was immers beducht voor vervuiling van het water van de onder het veld lopende Hain, die door infiltratie van het afvalwater van de wijkbewoners werd bedreigd. Omwonenden bekloegen zich tevens over ongezonde toestanden en dreiging van epidemieën. De aanleg van riolering en bestrating gebeurde op kosten van de omwonenden. In 1958 stond familie de Vanden Elschen gratis grond voor openbare weg af.
Samenhangend met groeiend bostoerisme, werd deze Brusselse enclave aanvankelijk bebouwd met etablissementen, thans grotendeels gesloopt: Trianon van 1869, oudste café-restaurant, op hoek van Bospleinlaan (zie deze laan) en Diesdellelaan. Thans nog bedrijvige Villa Lorraine op hoek met Diesdellelaan en Terhulpsesteenweg, in 1893 als café-restaurant-pension (zie Diesdellelaan) geopend door Trippa-Dekoster. Le Vert Chasseur op Waterloosesteenweg nr. 964, café-pension van XXa; vervangen door tankstation.
Fysionomie van wijk evolueerde in loop van de tijd. De horeca-, en later, recreatiefunctie werd grotendeels vervangen door een residentiële, met uitzondering van de mooie manège van de Royal Étrier belge uit het interbellum (zie nr. 19-20). Aangezien er nooit een rooilijn werd vastgelegd vertoont de wijk nogal een chaotische stedenbouw, die trouwens een langzame ontwikkeling kende: het zuidelijk gedeelte werd tussen 1920 en 1960 bebouwd met rijhuizen en half- of volledig vrijstaande villa's. Door dit grote tijdverschil tussen de verschillende bouwfasen en het ontbreken van stedenbouwkundige voorschriften is zijn algemeen aspect heterocliet.
De eerste villa's, meestal dubbelwoningen, dateren van omstreeks 1910, en werden gebouwd i.o.v. leden van families Vanden Elschen en Eggericx. Laatst genoemde familie deed hiervoor beroep op arch. Fernand Conard (zie nr. 3, 4, 5 en 6). Dezelfde architect ontwierp thans verbouwde nr. 7 en 11 (1910-1911). De meerderheid van de woningen werden in de loop der tijd verbouwd: nr. 17 van 1927 (arch. René Detry), oorspronkelijke polychroom parement thans bepleisterd, en voormalige stallingen op nr. 58 (arch. R. Delville, 1929), thans gebruikt als kantoorruimte.
Naam reeds vermeld op oude kaarten van Brusselse agglomeratie: oorspronkelijk klein, landelijk gehucht rond Waterloosesteenweg. Gelegen op kruising van twee oude wegen, de Dieweg (toekomstige Bospleinlaan) en Walsche Weg (toekomstige Waterloosesteenweg), werd hett gehucht vanaf XV ook de Hut of de Hudt genoemd. Aanleg van Terkamerenbos in 1862 zou bepalend zijn voor ontwikkeling van Groenejagersveld. Toen Terkamerenbos twee jaar later volgens K.B. van 21.04.1864 bij stad Brussel werd gevoegd, werd tevens deel van Ukkels gehucht van Groenejagersveld geannexeerd. De onregelmatige grens tussen Brussel en Ukkel is dan weer resultaat van ontginningszone rond gehucht van ca. 1800. Thans valt grens deels samen met Vogelvangersweg en geplaveid pad zonder naam, dat vanaf eind van Casaltalaan in richting van Vogelvangerweg loopt. De straatnaam werd bekrachtigd door de gemeenteraad van Brussel in 1882.
Het ‘veld' uit de benaming Groenejagersveld verwijst naar het feit dat de wegen van het voormalige gehucht op een veld werden aangelegd door privé-eigenaars, namelijk families Eggericx (in het westen) en Vanden Elschen (in het oosten). Grootste straat van het gehucht werd lange tijd Vanden Elschenlaan genoemd. Loodrecht hierop, aan kant van Waterloosesteenweg, liep de vroegere Groenejagersdreef, terwijl deze aan boskant tot in 1990 Stijgbeugeldreef heette, gezien ze naar een manège leidt. Deze straten werden tot in de jaren 1950 als privé-eigendom beschouwd. Tijdens de gemeenteraad van 24.11.1950 werd voormalige Vanden Elschenlaan bij stedelijk wegennet gevoegd en beslist om riolering aan te leggen. De Brusselse Intercommunale Watermaatschappij was immers beducht voor vervuiling van het water van de onder het veld lopende Hain, die door infiltratie van het afvalwater van de wijkbewoners werd bedreigd. Omwonenden bekloegen zich tevens over ongezonde toestanden en dreiging van epidemieën. De aanleg van riolering en bestrating gebeurde op kosten van de omwonenden. In 1958 stond familie de Vanden Elschen gratis grond voor openbare weg af.
Samenhangend met groeiend bostoerisme, werd deze Brusselse enclave aanvankelijk bebouwd met etablissementen, thans grotendeels gesloopt: Trianon van 1869, oudste café-restaurant, op hoek van Bospleinlaan (zie deze laan) en Diesdellelaan. Thans nog bedrijvige Villa Lorraine op hoek met Diesdellelaan en Terhulpsesteenweg, in 1893 als café-restaurant-pension (zie Diesdellelaan) geopend door Trippa-Dekoster. Le Vert Chasseur op Waterloosesteenweg nr. 964, café-pension van XXa; vervangen door tankstation.
Fysionomie van wijk evolueerde in loop van de tijd. De horeca-, en later, recreatiefunctie werd grotendeels vervangen door een residentiële, met uitzondering van de mooie manège van de Royal Étrier belge uit het interbellum (zie nr. 19-20). Aangezien er nooit een rooilijn werd vastgelegd vertoont de wijk nogal een chaotische stedenbouw, die trouwens een langzame ontwikkeling kende: het zuidelijk gedeelte werd tussen 1920 en 1960 bebouwd met rijhuizen en half- of volledig vrijstaande villa's. Door dit grote tijdverschil tussen de verschillende bouwfasen en het ontbreken van stedenbouwkundige voorschriften is zijn algemeen aspect heterocliet.
De eerste villa's, meestal dubbelwoningen, dateren van omstreeks 1910, en werden gebouwd i.o.v. leden van families Vanden Elschen en Eggericx. Laatst genoemde familie deed hiervoor beroep op arch. Fernand Conard (zie nr. 3, 4, 5 en 6). Dezelfde architect ontwierp thans verbouwde nr. 7 en 11 (1910-1911). De meerderheid van de woningen werden in de loop der tijd verbouwd: nr. 17 van 1927 (arch. René Detry), oorspronkelijke polychroom parement thans bepleisterd, en voormalige stallingen op nr. 58 (arch. R. Delville, 1929), thans gebruikt als kantoorruimte.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 7: 2428 (1910-1911); 11: 2429 (1910-1911); 17: 36129 (1927); 58: 36128 (1929).
SAB/ Bulletin communal de Bruxelles, 1882.
Publicaties en studies
Bartier-Drapier, S., Guilissen, J., Gilissen-Valschaerts, S., et al.,Une commune de l'agglomération bruxelloise. Uccle. Géographie. Histoire du Moyen Age et des Temps modernes, ULB, Éditions de l'Institut de sociologie Solvay, Brussel, 1958, pp. 58, 157.
Duquenne, X., Le bois de la Cambre, Xavier Duquenne éd., Brussel, 1989, pp. 8-13, 28, 94-95.
MOUTURY, S., CORDEIRO, P., HEYMANS, V., Les quartiers Franklin Roosevelt et Vert Chasseur, Brussel, 1998, s.p.
Wauters, A., Histoire des environs de Bruxelles, ou description historique des localités qui formaient autrefois l'ammanie de cette ville [1855], dl. I, Culture et Civilisation, Brussel, 1973, p. 233.
SAB/OW 7: 2428 (1910-1911); 11: 2429 (1910-1911); 17: 36129 (1927); 58: 36128 (1929).
SAB/ Bulletin communal de Bruxelles, 1882.
Publicaties en studies
Bartier-Drapier, S., Guilissen, J., Gilissen-Valschaerts, S., et al.,Une commune de l'agglomération bruxelloise. Uccle. Géographie. Histoire du Moyen Age et des Temps modernes, ULB, Éditions de l'Institut de sociologie Solvay, Brussel, 1958, pp. 58, 157.
Duquenne, X., Le bois de la Cambre, Xavier Duquenne éd., Brussel, 1989, pp. 8-13, 28, 94-95.
MOUTURY, S., CORDEIRO, P., HEYMANS, V., Les quartiers Franklin Roosevelt et Vert Chasseur, Brussel, 1998, s.p.
Wauters, A., Histoire des environs de Bruxelles, ou description historique des localités qui formaient autrefois l'ammanie de cette ville [1855], dl. I, Culture et Civilisation, Brussel, 1973, p. 233.