Sokkel van het Amerikaans paviljoen en het voormalige Amerikaans Theater van Expo 58
Dikkelindelaan 2
Typologie(ën)
theater/schouwburg
Ontwerper(s)
Edward DURELL STONE – architect – 1957
KÖLN WESSELINGER EISENBAU – aannemer – 1958
W. CORNELIUS – ingenieur – 1957
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed 1939-1999 (ULB)
- Het monumentale erfgoed van België. Laken (Archistory - 2016-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Volkskundig Moeilijk te onderscheiden waarde ten opzichte van de sociale waarde en over het algemeen onvoldoende om selectie (mbt onroerend erfgoed) op zichzelf te rechtvaardigen. Het is wenselijk deze erfgoedwaarde te koppelen aan een immateriële gezien het vaak een plaats van herinnering van een gemeenschap, of van een sociale groep betreft. Het kan ook de materiële uiting zijn van een plek met volkssymboliek, of een plek waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
Het Amerikaans paviljoen, dat in 1958 langs de Madridlaan werd opgetrokken, nam een driehoekig bouwblok in tussen de Dikkelindelaan, die voor de gelegenheid tot Natiënlaan was omgedoopt, de eerste helft van de Graaf Moens de Ferniglaan (toen de Parkpoortlaan) en de Loverlaan (verdwenen), die een Y vormde met laatstgenoemde laan.
In die tijd genoot het de reputatie het grootste gebouwde ronde bouwwerk te zijn, vergelijkbaar met het Coliseum in Rome. Het was een cilindervormige metalen constructie met een diameter van 104 meter en een hoogte van 30 meter, met een dak gemaakt van kabels, als een immens fietswiel. Het moest een droompaleis worden dat de American way of life aanprees. Op vraag van de koning werden enkele bomen die al op het terrein stonden in het interieur van het paviljoen zelf ingewerkt. Het paviljoen werd aangevuld met twee kleinere cirkelvormige gebouwen: een theater en Circarama, een bioscoop met een 360°-scherm. De hoofdgevel van het paviljoen, zuidwest georiënteerd naar het Natiënplein, werd voorafgegaan door een grote driehoekige esplanade met een bestrating in damboordpatroon die werd ingenomen door een groot ovaal bekken met fonteinen. In het midden stond The Whirling Ear, een rond haar as draaiende stabile die voor de tentoonstelling was ontworpen door Alexander Calder. Na het evenement werd dit kunstwerk aan België geschonken, en sinds 2000 versiert het de Koudenberg, waar het in een nieuw ovaal waterbekken is opgesteld.
Na de tentoonstelling werd Circarama afgebroken, net als de bovenbouw van het paviljoen, waarvan enkel de sokkel bewaard bleef. In 1961 schonk die Belgische Staat, die eigenares van het geheel was geworden, het paviljoen in concessie aan een zekere H.Cantillon, en het theater aan de BRT (de huidige VRT), die er onder meer haar studio’s en opslagruimten voor oude decors vestigde. In de jaren 1970-1980 voerde de maatschappij er verscheidene verbouwingen uit, en in 1985 werd de leegstaande sokkel van het paviljoen gerenoveerd voor de BRT, die er zich uitbreidde (architect J. Malfait, ingenieur M.Paternoster). In 1994 werd de esplanade tot een groene ruimte omgevormd nadat het waterbekken was afgebroken. In 2012 verliet de VRT het gebouw, dat nadien door enkele aan de Stad Brussel verbonden vzw’s werd ingenomen, tot in 2016.
Beschrijving
Oorspronkelijk paviljoen
De betonnen sokkel van het paviljoen vormt een ringvormig platform met drie cirkelvormige kokers met trappen. Dit platform had een beglaasde gevel op het zuidwesten en was opgehangen aan een dubbele kroon van 36 vergulde stalen kolommen met een hoogte van 22meter, waarvan de toppen werden verbonden door ronde balken in hetzelfde materiaal. Het was aan deze twee balken dat de bedaking was bevestigd; die bestond uit twee lagen stalen kabels die, als wielspaken, waren opgespannen aan een centrale hangende trommel met een diameter van 20 meter en een hoogte van 8,5 meter. Deze trommel vormde een impluvium boven een binnenvijver. Het dak was met platen doorzichtig plastic bekleed, terwijl het plafond aan de binnenkant was bedekt met een metalen net. De gevel van de bovenbouw sprong in ten opzichte van de sokkel, tussen de twee kronen met kolommen. Hij bestond uit een traliewerk van gekruiste spanners in platstaal, doorbroken door vergulde rozetten in gegoten aluminium. Op dit traliewerk was een bekleding van banden in doorschijnend plastic aangebracht.
Over twee derden van zijn omtrek wordt het paviljoen omringd door een volume met dezelfde hoogte als de sokkel, aangelegd als terras, dat het hoogteverschil van het terrein tot aan de Madridlaan overbrugde. Dit terras bevatte Circarama in het noorden en het theater in het oosten, gelijkvloers toegankelijk vanaf de hoek van de Madridlaan en de Dikkelindelaan.
In 1985 werden de meeste glaspartijen aan de zuidwestelijke zijde van de sokkel van het paviljoen vervangen door venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op een hoge borstweringsmuur, terwijl de binnenzijde van de ring werd voorzien van raamwerk of met muren werd afgesloten. Het bewaarde gedeelte van de stalen kolommen werd beschilderd. In het zuidwesten zijn de muuropeningen dichtgemaakt op de gevel van het volume dat in het noorden aan het paviljoen paalt, terwijl de gevel aan de Dikkelindelaan in 2009 werd versierd met een muurfresco geïnspireerd op de Kiekeboe-strip. De drie cirkelvormige kokers van het platform, dat tot plat dak is verbouwd, zijn bewaard, maar zonder hun trappen.
Theater
Het theater bestaat uit een cilindervormig volume waarvan de oostelijke helft wordt bekroond door een rechthoekig parallellepipedum dat dient als toneeltoren. De gevel van de cilinder was behandeld als gordijnmuur met fijn raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. en werd door enkele muurvlakken onderbroken; hij bevond zich oorspronkelijk achter een claustra van terracotta met ronde elementen, die zich in slechte staat bevond en in 1973 werd vervangen door het huidige aluminium traliewerk, dat in 1974 door architect R.Wielandts werd ontworpen. Het gebouw heeft twee hoofdingangen, de ene naar het oosten, de andere naar het westen, vanaf het terras, aangevuld met vier smalle secundaire ingangen. Begin jaren 1970 werd aan de Madridlaan een volume in beton gebouwd dat als decorlift diende. Sinds 1986 heeft de toneeltoren een bekleding van witte en oranje schubben.
Het theater, dat is ingeplant op het dakterras van het volume dat langs het Amerikaans paviljoen ligt, neemt tevens de begane grond van dit volume in. De oostelijke en de westelijke ingang leiden elk naar een cirkelboogvormige hal die, in het noorden en het zuiden, uitgeeft op een gang die naar diverse kantoren en andere lokalen leidt. In het midden bevindt zich de zaal, met een plattegrond met ovale doorsnede, die een balkon met holronde plattegrond bevat dat uitsteekt boven een halfondergrondse benedenverdieping. De stoelen van het theater werden in de jaren 1970 of 1980 vervangen.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 75181 (1965), 80061 (1967-1974), 80450 (1970), 84155 (1970), 83385 (1973), 88852 (1973), 83880 (1974), 84326 (1974), 88845 (1983), 92001 (1985), 89217 (1986), 94060 (1994).
Publicaties en studies
ATTAS, D., PROVOST, M. (red.), Bruxelles, sur les traces des ingénieurs bâtisseurs, CIVA, Brussel, 2011, p. 45.
COOMANS, T., De Heizel en de Wereldtentoonstellingen van 1935 en 1958, coll. Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis, 5, 1994, pp. 46-47.
DEVOS, R., DE KOONING, M., Moderne architectuur op Expo 58, Dexia Bank – Mercatorfonds, 2006, pp. 20-21, 110-112.
Exposition universelle et international de Bruxelles 1958. Plans.
Exposition de Bruxelles 1958. L'architecture, les jardins et l’éclairage, Officieel gedenkboek van de Algemene Wereldtentoonstelling te Brussel 1958, Brussel, 1958.
Exposition universelle et internationale de Bruxelles 1958, Les participations étrangères et belges, pp. 34-42.
Tijdschriften
Acier Stahl Steel, 7-8, 1958, pp. 298-299.
Revue Internationale d’Eclairage, 1958, pp. 99, 145.