Bekijk de weerhouden gebouwen
Park van meer dan dertien hectare, afgebakend door de Tervurenlaan, Edmond Parmentierlaan en Oranjelaan. Het werd tussen 1897 en 1899, ten tijde van de aanleg van de Tervurenlaan ingericht in Engelse stijl, onder leiding van de Franse landschapsarchitect Emile Lainé (1863 – 1930), tevens de ontwerper van het park van Woluwe. Het aspect van dit gedeelte van de laan zou nadien nog slechts gewijzigd worden door de aanleg van de Vorstlaan, die tussen 1900 en 1910 door aannemer Edmond Parmentier werd verwezenlijkt. Het park is genoemd naar deze industrieel, die eigenaar was van het domein en die ook een groot deel van de werken van de Tervurenlaan voor zijn rekening nam.
Het grootste deel van het park ligt hoger dan de Tervurenlaan. Het hoge talud op de hoek van de Tervurenlaan en de Parmentierlaan, dat eigendom was van de staat, werd op kosten van Parmentier aangelegd volgens een plan dat in gemeenschappelijk akkoord met de administratie van Bruggen en Wegen werd opgesteld en dat werd goedgekeurd door architect Emile Lainé.
De grote villa van de aannemer, gelegen in het midden van het goed, was het opmerkelijkste gebouw van het domein. De villa werd in 1901 gebouwd (volgens Ranieri, L., 1973, p. 98) en kreeg de naam ‘Noorse chalet' omdat ze volledig in hout was opgetrokken volgens uit Noorwegen ingevoerde bouwtechnieken. Er bestaan meerdere oude prentbriefkaarten van het gebouw en de aanpalende serres die deden denken aan de serres van het koninklijk paleis van Laken, maar dan vereenvoudigd en op kleinere schaal. De villa werd in 1906 lichtjes uitgebreid. Ze stond vanaf 1985 leeg en geraakte in verval. In juli 2000 werd ze door een brand verwoest. Thans is alleen nog de onderbouw bewaard.
Edmond Parmentier overleed in 1910. Vijf jaar later werd het domein op initiatief van gravin Jean de Mérode omgevormd tot een centrum voor revalidatie en professionele resocialisatie van oorlogsinvaliden van de Eerste Wereldoorlog. In 1919 werd de instelling door de militaire overheid overgenomen en werd het park door de Belgische staat van de weduwe Parmentier gekocht. De lange paviljoenen die in 1917 werden gebouwd voor de invaliden, werden in 1925 verwoest door een brand, wat ook het einde van het hospitaal betekende.
Vanaf 1933 is het grootste deel van het landgoed door de staat tegen erfpacht ter beschikking gesteld van de Federatie Abbé Froidure die kinderen uit kansarme milieus opvangt. Een klein, lagergelegen gedeelte van het park, ter hoogte van de Tervurenlaan, werd door de staat niet verhuurd. Het werd ingericht als publiek park met twee vijvers. Thans wordt het beheerd door het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM).
Het park werd op 17.12.1981 als landschap beschermd. Het bevat nog overblijfselen van de verschillende perioden van zijn geschiedenis. Hier en daar staan nog constructies die door aannemer Parmentier werden gebouwd: een verrassende overdekte kaatsbaan van 1909 in neogotische stijl (B), die tijdens de Eerste Wereldoorlog tot kapel werd verbouwd, voormalige stallingen (G) en een voormalige dienstbodewoning (C) van 1906 in Engelse cottagestijl (zie deze gebouwen). Het park telt ook verschillende opmerkelijke bomen, waaronder twee gigantische sequoia's met een omtrek van meer dan vier meter, een laan afgeboord met rode beuken, twee lindebomen en een rode eik met een omtrek van bijna 3 meter. Het lagergelegen gedeelte van het domein is ingericht als openbaar park en heeft twee grote vijvers die met elkaar verbonden zijn door een fraaie waterval in imitatierotsen en waarover een rustieke brug in rocaille (E) loopt. De borstweringen in imitatiehout, uitgevoerd in ferrocement, werden in 2001 gerestaureerd door de rocaillespecialisten Françoise Lombears en Gabriel Pirlet. Ook de indrukwekkende massieven in imitatierots op het kruispunt gevormd door de Tervurenlaan, de Parmentierlaan en de Vorstlaan werden aangepakt (zie LOMBEARS, F., PIRLET, G., 2004.).
Toegangshek van het eigendom Parmentier (A).
Vormt de afsluiting van de weergang, de verhoogde weg van enkele tientallen meters lang die langs de Tervurenlaan loopt. Het bestaat uit twee hardstenen pijlers, elk bekroond met een dennenappelvormige bekroning, twee sober versierde ijzeren vleugels.
Voormalige douches (D)
Bakstenen gebouw van oorspronkelijk één bouwlaag, met toren met watertank, waarin vroeger douches waren ondergebracht. In 2003 werd het met een bouwlaag verhoogd en werd tegen de toren een glazen dak voorzien ter verlichting van het nieuwe trappenhuis (n.o.v. architect Pascale Guillet, bureau AC2).
Voormalige conciërgewoning (F).
Klein bakstenen gebouw met trapgevels op breukstenen plint, waarschijnlijk gebouwd in de tijd van Parmentier. Een gedeelte van het gebouw fungeerde als koetshuis en een ander gedeelte als bescheiden woning. Het komt voor op een plan van het terrein van 1917, waar het wordt aangeduid als ‘conciergerie'.
Paviljoenen van het Collège Jean XXIII (H)
Houten paviljoenen, in 1957 oorspronkelijk gebouwd als tijdelijk onderkomen voor het voormalige Collège Saint-Joseph, het huidige Collège Jean XXIII (zie Woluwelaan 18-26). Paviljoenen in lichte materialen, meestal met zadeldak; verlevendigd door felgekleurde sandwichpanelen.
Gebouw Astrid en klaslokaal (I)
Administratief gebouw van 1956, i.o.v. abbé Froidure, met achteraan een klaslokaal, waarschijnlijk uit dezelfde periode. Beide gebouwen hebben een typisch profiel van de jaren 1950: dak met één helling, schuine pilasters die voor een aerodynamisch aspect moeten zorgen. Het klaslokaal is bekleed met geglazuurde baksteen en heeft een schuine kroonlijst van planken.
Openluchtcentrum (J)
Drie vierkante paviljoenen van 1988 onder piramidedak; met elkaar verbonden door overdekte galerijen, n.o.v. architecten Guilbert Busieau en Pascale Guillet.
Het grootste deel van het park ligt hoger dan de Tervurenlaan. Het hoge talud op de hoek van de Tervurenlaan en de Parmentierlaan, dat eigendom was van de staat, werd op kosten van Parmentier aangelegd volgens een plan dat in gemeenschappelijk akkoord met de administratie van Bruggen en Wegen werd opgesteld en dat werd goedgekeurd door architect Emile Lainé.
De grote villa van de aannemer, gelegen in het midden van het goed, was het opmerkelijkste gebouw van het domein. De villa werd in 1901 gebouwd (volgens Ranieri, L., 1973, p. 98) en kreeg de naam ‘Noorse chalet' omdat ze volledig in hout was opgetrokken volgens uit Noorwegen ingevoerde bouwtechnieken. Er bestaan meerdere oude prentbriefkaarten van het gebouw en de aanpalende serres die deden denken aan de serres van het koninklijk paleis van Laken, maar dan vereenvoudigd en op kleinere schaal. De villa werd in 1906 lichtjes uitgebreid. Ze stond vanaf 1985 leeg en geraakte in verval. In juli 2000 werd ze door een brand verwoest. Thans is alleen nog de onderbouw bewaard.
Edmond Parmentier overleed in 1910. Vijf jaar later werd het domein op initiatief van gravin Jean de Mérode omgevormd tot een centrum voor revalidatie en professionele resocialisatie van oorlogsinvaliden van de Eerste Wereldoorlog. In 1919 werd de instelling door de militaire overheid overgenomen en werd het park door de Belgische staat van de weduwe Parmentier gekocht. De lange paviljoenen die in 1917 werden gebouwd voor de invaliden, werden in 1925 verwoest door een brand, wat ook het einde van het hospitaal betekende.
Vanaf 1933 is het grootste deel van het landgoed door de staat tegen erfpacht ter beschikking gesteld van de Federatie Abbé Froidure die kinderen uit kansarme milieus opvangt. Een klein, lagergelegen gedeelte van het park, ter hoogte van de Tervurenlaan, werd door de staat niet verhuurd. Het werd ingericht als publiek park met twee vijvers. Thans wordt het beheerd door het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM).
Het park werd op 17.12.1981 als landschap beschermd. Het bevat nog overblijfselen van de verschillende perioden van zijn geschiedenis. Hier en daar staan nog constructies die door aannemer Parmentier werden gebouwd: een verrassende overdekte kaatsbaan van 1909 in neogotische stijl (B), die tijdens de Eerste Wereldoorlog tot kapel werd verbouwd, voormalige stallingen (G) en een voormalige dienstbodewoning (C) van 1906 in Engelse cottagestijl (zie deze gebouwen). Het park telt ook verschillende opmerkelijke bomen, waaronder twee gigantische sequoia's met een omtrek van meer dan vier meter, een laan afgeboord met rode beuken, twee lindebomen en een rode eik met een omtrek van bijna 3 meter. Het lagergelegen gedeelte van het domein is ingericht als openbaar park en heeft twee grote vijvers die met elkaar verbonden zijn door een fraaie waterval in imitatierotsen en waarover een rustieke brug in rocaille (E) loopt. De borstweringen in imitatiehout, uitgevoerd in ferrocement, werden in 2001 gerestaureerd door de rocaillespecialisten Françoise Lombears en Gabriel Pirlet. Ook de indrukwekkende massieven in imitatierots op het kruispunt gevormd door de Tervurenlaan, de Parmentierlaan en de Vorstlaan werden aangepakt (zie LOMBEARS, F., PIRLET, G., 2004.).
Toegangshek van het eigendom Parmentier (A).
Vormt de afsluiting van de weergang, de verhoogde weg van enkele tientallen meters lang die langs de Tervurenlaan loopt. Het bestaat uit twee hardstenen pijlers, elk bekroond met een dennenappelvormige bekroning, twee sober versierde ijzeren vleugels.
Voormalige douches (D)
Bakstenen gebouw van oorspronkelijk één bouwlaag, met toren met watertank, waarin vroeger douches waren ondergebracht. In 2003 werd het met een bouwlaag verhoogd en werd tegen de toren een glazen dak voorzien ter verlichting van het nieuwe trappenhuis (n.o.v. architect Pascale Guillet, bureau AC2).
Voormalige conciërgewoning (F).
Klein bakstenen gebouw met trapgevels op breukstenen plint, waarschijnlijk gebouwd in de tijd van Parmentier. Een gedeelte van het gebouw fungeerde als koetshuis en een ander gedeelte als bescheiden woning. Het komt voor op een plan van het terrein van 1917, waar het wordt aangeduid als ‘conciergerie'.
Paviljoenen van het Collège Jean XXIII (H)
Houten paviljoenen, in 1957 oorspronkelijk gebouwd als tijdelijk onderkomen voor het voormalige Collège Saint-Joseph, het huidige Collège Jean XXIII (zie Woluwelaan 18-26). Paviljoenen in lichte materialen, meestal met zadeldak; verlevendigd door felgekleurde sandwichpanelen.
Gebouw Astrid en klaslokaal (I)
Administratief gebouw van 1956, i.o.v. abbé Froidure, met achteraan een klaslokaal, waarschijnlijk uit dezelfde periode. Beide gebouwen hebben een typisch profiel van de jaren 1950: dak met één helling, schuine pilasters die voor een aerodynamisch aspect moeten zorgen. Het klaslokaal is bekleed met geglazuurde baksteen en heeft een schuine kroonlijst van planken.
Openluchtcentrum (J)
Drie vierkante paviljoenen van 1988 onder piramidedak; met elkaar verbonden door overdekte galerijen, n.o.v. architecten Guilbert Busieau en Pascale Guillet.
Bronnen
Archieven
Noors chalet: GASPW/DS 394 (1906), KCML dossier 3.3.
Voormalige conciërgewoning: GASPW/DS 8 (1917).
Publicaties en studies
BURNIAT, P., PUTTEMANS, P., VANDENBREEDEN, J., L'architecture moderne à Bruxelles, guide, Éditions de l'Octogone, Brussel, 2000, p. 243.
DEMEY, T., Bruxelles en vert, Brussel, 2003, pp. 473-475.
LOMBEARS, Fr., PIRLET, G., Rocailles, Onderhoudsboekjes – Kunst in de straat, Brussel, 2004.
RANIERI, L., Léopold II urbaniste, Brussel, Hayez, 1973.
TEMMERMAN, C., ‘Parcs et jardins de Woluwe-Saint-Pierre', Wiluwa, 53, 1996, pp. 7-54.
Noors chalet: GASPW/DS 394 (1906), KCML dossier 3.3.
Voormalige conciërgewoning: GASPW/DS 8 (1917).
Publicaties en studies
BURNIAT, P., PUTTEMANS, P., VANDENBREEDEN, J., L'architecture moderne à Bruxelles, guide, Éditions de l'Octogone, Brussel, 2000, p. 243.
DEMEY, T., Bruxelles en vert, Brussel, 2003, pp. 473-475.
LOMBEARS, Fr., PIRLET, G., Rocailles, Onderhoudsboekjes – Kunst in de straat, Brussel, 2004.
RANIERI, L., Léopold II urbaniste, Brussel, Hayez, 1973.
TEMMERMAN, C., ‘Parcs et jardins de Woluwe-Saint-Pierre', Wiluwa, 53, 1996, pp. 7-54.