Tentoonstelling 39-99 in de Sint-Gorikshallen
Deze tentoonstelling over het naoorlogs erfgoed
in Brussel, gebouwd tussen 1939 en 1999, belicht een cruciale periode in de ruimtelijke
ontwikkeling en architectuurgeschiedenis van de stad. De ingrijpende
veranderingen en vernieuwende bouwstijlen die het licht zagen in deze
tijdsspanne, weerspiegelen de toenmalige maatschappelijke, economische en
culturele transformaties. Aan de hand van negen thema's wordt de evolutie van
het Brussels stadsbeeld verkend, van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog
tot de stedenbouwkundige uitdagingen aan het einde van de 20ste eeuw.
De tentoonstelling begint met de naoorlogse wederopbouw, een tijd waarin Brussel zichzelf heruitvond na de oorlogsverwoestingen. In die jaren werden grote projecten zoals de Noord-Zuidverbinding hervat, terwijl de buitenwijken een spectaculaire uitbreiding van residentiële woningen meemaakten, mede dankzij stimuleringsmaatregelen van de overheid. Deze periode van herstel en transformatie culmineerde in de Expo '58, een internationaal evenement dat niet alleen de vooruitgang van technologie en architectuur vierde, maar ook de positie van Brussel als internationale stad verstevigde.
De oprichting van Europese instellingen in de stad versterkte vanaf de late jaren '50 de internationale status van Brussel. De economische groei van de stad werd verder gestimuleerd door de komst van multinationals, ambassades en internationale instellingen, wat resulteerde in een golf van kantoorbouw in de hele stad en haar buitenwijken.
Institutionele hervormingen, zoals de erkenning van Brussel als volwaardige regio in 1989, speelden eveneens een cruciale rol in de stadsontwikkeling. Tot dan toe kreeg de stad te maken met plannen die grote delen van historische wijken omvormden tot zones voor grootschalige nieuwbouwprojecten. Dit fenomeen, bekend als 'verbrusseling', leidde tot hevige protesten van bewoners en erfgoedactivisten. De term staat nu symbool voor de grootschalige vernietiging van oude gebouwen en wijken ten gunste van vaak monotone en utilitaire nieuwbouw. Dankzij het groeiende verzet, onder meer door burgercomités en erfgoedorganisaties, ontstond er een nieuw bewustzijn rond het belang van burgerparticipatie en de bescherming van historisch erfgoed.
Ook op het vlak van woningbouw werd er volop geëxperimenteerd. Naast de klassieke eengezinswoningen ontstonden er nieuwe woonvormen, zoals grote sociale wooncomplexen, coöperatieve woonprojecten en inclusive housing. Deze projecten boden zowel in de stadskern als in de buitenwijken nieuwe antwoorden op de uitdagingen van een groeiende bevolking. Bovendien zorgde de oliecrisis van de jaren '70 voor een nieuwe focus op energie-efficiëntie en milieubewustzijn, wat leidde tot investeringen in duurzame technologieën en betere isolatiemethoden in woningen en kantoren.
Op architecturaal vlak ontstond er een reactie tegen de vaak strakke en kille modernistische bouwstijlen van de jaren '50 en '60. De jaren '70 zagen de opkomst van het postmodernisme, dat streefde naar een herstel van de historische continuïteit en aandacht had voor de sociale context van gebouwen en wijken. Dit ging gepaard met een hernieuwde interesse in het behoud van recent erfgoed, waarbij men het verleden niet langer volledig wilde uitwissen, maar net wilde integreren in nieuwe projecten.
Recent kregen we een beter zicht op het naoorlogs gebouwenbestand dankzij een intensieve inventarisopdracht, die werd uitgevoerd door een extern team van onderzoekers van ULB La Cambre Horta. De resultaten van dit grootschalige onderzoek werden opgeslagen in de online inventaris van het bouwkundig erfgoed. Deze inventaris heeft op 19 augustus 2024 een wettelijk statuut gekregen – hetgeen het belang onderstreept van het bewaren en beheren van onder meer het architecturale erfgoed uit deze periode.
Deze tentoonstelling is een uitnodiging om na te denken over innovatie en behoud van recent erfgoed. Hoe kunnen we gebouwen uit deze periode herbestemmen om te voldoen aan hedendaagse noden op het vlak van duurzaamheid en stadsontwikkeling, met behoud van hun historische en architecturale waarde? De tentoonstelling geeft een fascinerend inzicht in de complexe geschiedenis van Brussel en toont hoe de stad voortdurend evolueert, met respect voor haar verleden en een oog op de toekomst.
De tentoonstelling begint met de naoorlogse wederopbouw, een tijd waarin Brussel zichzelf heruitvond na de oorlogsverwoestingen. In die jaren werden grote projecten zoals de Noord-Zuidverbinding hervat, terwijl de buitenwijken een spectaculaire uitbreiding van residentiële woningen meemaakten, mede dankzij stimuleringsmaatregelen van de overheid. Deze periode van herstel en transformatie culmineerde in de Expo '58, een internationaal evenement dat niet alleen de vooruitgang van technologie en architectuur vierde, maar ook de positie van Brussel als internationale stad verstevigde.
De oprichting van Europese instellingen in de stad versterkte vanaf de late jaren '50 de internationale status van Brussel. De economische groei van de stad werd verder gestimuleerd door de komst van multinationals, ambassades en internationale instellingen, wat resulteerde in een golf van kantoorbouw in de hele stad en haar buitenwijken.
Institutionele hervormingen, zoals de erkenning van Brussel als volwaardige regio in 1989, speelden eveneens een cruciale rol in de stadsontwikkeling. Tot dan toe kreeg de stad te maken met plannen die grote delen van historische wijken omvormden tot zones voor grootschalige nieuwbouwprojecten. Dit fenomeen, bekend als 'verbrusseling', leidde tot hevige protesten van bewoners en erfgoedactivisten. De term staat nu symbool voor de grootschalige vernietiging van oude gebouwen en wijken ten gunste van vaak monotone en utilitaire nieuwbouw. Dankzij het groeiende verzet, onder meer door burgercomités en erfgoedorganisaties, ontstond er een nieuw bewustzijn rond het belang van burgerparticipatie en de bescherming van historisch erfgoed.
Ook op het vlak van woningbouw werd er volop geëxperimenteerd. Naast de klassieke eengezinswoningen ontstonden er nieuwe woonvormen, zoals grote sociale wooncomplexen, coöperatieve woonprojecten en inclusive housing. Deze projecten boden zowel in de stadskern als in de buitenwijken nieuwe antwoorden op de uitdagingen van een groeiende bevolking. Bovendien zorgde de oliecrisis van de jaren '70 voor een nieuwe focus op energie-efficiëntie en milieubewustzijn, wat leidde tot investeringen in duurzame technologieën en betere isolatiemethoden in woningen en kantoren.
Op architecturaal vlak ontstond er een reactie tegen de vaak strakke en kille modernistische bouwstijlen van de jaren '50 en '60. De jaren '70 zagen de opkomst van het postmodernisme, dat streefde naar een herstel van de historische continuïteit en aandacht had voor de sociale context van gebouwen en wijken. Dit ging gepaard met een hernieuwde interesse in het behoud van recent erfgoed, waarbij men het verleden niet langer volledig wilde uitwissen, maar net wilde integreren in nieuwe projecten.
Recent kregen we een beter zicht op het naoorlogs gebouwenbestand dankzij een intensieve inventarisopdracht, die werd uitgevoerd door een extern team van onderzoekers van ULB La Cambre Horta. De resultaten van dit grootschalige onderzoek werden opgeslagen in de online inventaris van het bouwkundig erfgoed. Deze inventaris heeft op 19 augustus 2024 een wettelijk statuut gekregen – hetgeen het belang onderstreept van het bewaren en beheren van onder meer het architecturale erfgoed uit deze periode.
Deze tentoonstelling is een uitnodiging om na te denken over innovatie en behoud van recent erfgoed. Hoe kunnen we gebouwen uit deze periode herbestemmen om te voldoen aan hedendaagse noden op het vlak van duurzaamheid en stadsontwikkeling, met behoud van hun historische en architecturale waarde? De tentoonstelling geeft een fascinerend inzicht in de complexe geschiedenis van Brussel en toont hoe de stad voortdurend evolueert, met respect voor haar verleden en een oog op de toekomst.