Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Joseph DIONGRE – architect – 1920
Adolphe PUISSANT – architect – 1920
ROBBERECHTS – 1920
SELLY – architect – 1920
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Erfgoedinventaris van de sociale woningbouw (La Fonderie - 2005)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Drie groepen van verschillend uitgewerkte gebouwen van drie bouwlagen onder zadeldak. Alle gevels in oranjekleurige baksteen en hardsteen. Traliewerk van de tuintjes ontworpen in 1922 door dezelfde architecten (thans verwijderd). Het geheel werd na 2004 gerenoveerd, met uitbreidingen aan de achtergevels. Raamwerk vervangen. Bewaarde deuren met getraliede ramen.
Op nr. 13 tot 19, vier gebouwen van architect Joseph Diongre, identiek volgens spiegelbeeldschema en per twee gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd.. Ze delen eenzelfde gevel waarvan het onderste gedeelte met bakstenen is bekleed en het bovenste beraapt, het geheel met witstenen elementen (beschilderd) en met hardsteen. Lateien van uitgewassen kiezelbeton (beschilderd). Opstanden met asymmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit twee ongelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de hoofdtravee is meestal breder, rijker uitgewerkt en wordt verder benadrukt door licht vooruit te springen en/of door één of meer balkons; de kelders zijn meestal hoog, wat zich vertaalt in een hoge onderbouw; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers. en traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met verspringende bouwlagen. Gekoppelde deuren onder een hellende luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. die aan de zijkanten rust op een kleine kraagsteen op een bewerkte stenen druiper en, in het midden, op een scheidingsmuurtje met een vrije muuropening. Rondboogvenster op de benedenverdieping, met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. die de consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. vormt van het voorstevenvormige balkon op de eerste verdieping, met opengewerkte bakstenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Borstwering van het vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. in de laatste bouwlaag op de toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. versierd met een decor van uitspringende bakstenen. Houten kroonlijst.
Trappenhuizen vooraan. Duplexappartement in de eerste twee bouwlagen, appartement in de laatste.
Op nr. 21 en 23, twee identieke gebouwen van architect Adolphe Puissant. Beraapte gevels versierd met bakstenen en met hardstenen elementen. Symmetrische opstanden van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de centrale met de toegang en met verspringende bouwlagen. Rechthoekige voorbouw in de eerste bouwlaag en veelhoekige voorbouw onder geleed dak in de tweede. Deur gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. aan een klein getralied vensterLicht- en/of luchtopening in een muur., onder een platte houten luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. op kraagstenen. Zijtraveeën in licht risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. in de eerste twee bouwlagen, met Frans balkon met smeedijzeren traliewerk in de laatste. Sommige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder I-balkIJzeren latei met I-profiel., in de laatste bouwlaag tot tegen de kroonlijst. Fries op het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. versierd met bakstenen zaagtandfriezen. Houten kroonlijsten.
Trappenhuizen vooraan. Eén appartement in de eerste en tweede bouwlaag, drie kamers in de derde.
Op nr. 25 tot 27, twee gebouwen van de architecten Robberechts & Selly, met eenzelfde bakstenen gevel met beschilderde witstenen en hardstenen elementen. Symmetrische opstand van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de verdiepingen. Centrale gekoppelde rondboogdeuren met massieve sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en hoekblokomlijsting, met aan weerszijden drie smalle gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Verdiepingen gevat in een uitspringende, door een bakstenen friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). belijnde omlijsting gevormd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. die de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). doorbreken en in het midden gekoppeld zijn. Borstweringspanelen versierd met diamantkoppenPiramidaal ornament (3 of 4 zijden), onder andere gebruikt in banden en friezen. op de tweede verdieping. Houten kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Deuren met gewelfde dwarsregelEen dwarsregel deelt het kozijn van een deur of raam horizontaal op..
Eén appartement met twee kamers per bouwlaag.
Bronnen
Archieven
Archief van de Lakense Haard.
SAB/OW Laken PV Reg. 176 (10.12.1920), Laken 5341 (1920), 49402 (1922).
Publicaties en studies
CEL HISTORISCH ERFGOED VAN DE STAD BRUSSEL, Brusselse wandelingen. 3. Arbeiderswoningen en sociale huisvesting in Laken, 1998, p. 16.
MOUTURY, S., CORDEIRO, P., HEYMANS, V., Le logement ouvrier et social à Laeken. Etude historique et architecturale débouchant sur des propositions de mesures de protection, Cel Historisch Erfgoed van de Stad Brussel, Brussel, 1997, pp. 82-83.