





Typologie(ën)
synagoge
Ontwerper(s)
Joseph DE LANGE – architect – 1926-1933
Stijlen
Art deco
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Anderlecht-Kuregem (Archistory - 2017-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016, 2019
id
Urban : 34987
Beschrijving
Gebouw in art-decostijl met romaanse invloed,
ontworpen vanaf 1926 door architect Joseph de Lange.
Geschiedenis
De Joodse Orthodoxe Gemeenschap van Brussel en haar benaming werden erkend door de K.B.’s van 20.06.1910 en 11.08.1912. Inspelend op de grote instroom van joodse immigranten in die periode, wou het Consistorie een synagoge bouwen in Kuregem. Het duurde echter tot het einde van de Eerste Wereldoorlog voordat dit plan verder werd uitgewerkt, onder het voorzitterschap van J. Zimmerman. In 1926 kocht de gemeenschap een terrein van ongeveer een halve hectare, op de hoek van de Kliniekstraat en de Hoedstraat. De verkoper was de maatschappij Damman & Washer, waarvan de schrijnwerkerij zich uitstrekte op het zuidelijke deel van het aanpalende huizenblok, aan de Jorezstraat, thans een square. De plannen werden toevertrouwd aan een joodse architect uit Antwerpen, die ook andere Belgische synagogen ontwierp. In een tweede wijzigingsontwerp opteerde hij voor een mengeling van neoromaanse accenten en art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik. die het midden hield tussen de neoromaanse stijl van de synagoge van de Hoveniersstraat in Antwerpen (1913) en de uitgesproken art-decostijl van de synagoge aan de Van den Nestlei in dezelfde stad (1923-1929). De eerste steen werd op 26.09.1926 gelegd maar de inhuldiging vond pas op 06.04.1933 plaats. Na de Tweede Wereldoorlog werd de inrichting afgewerkt en werd een joodse school opgericht. In de jaren 1970 werden enkele inwendige verbouwingen uitgevoerd, en na een aanslag in 2014 werd de gebedsruimte gerestaureerd en werden de geschilderde decors gedeeltelijk hersteld
Beschrijving
Buitenkant
Bijna rechthoekig hoekgebouw met een orthogonale structuur in gewapend beton. Gevels van vier en zes traveeën, volledig symmetrisch en met een uitgesproken verticale ordonnantie, in geelbruine baksteen met beklemtoonde horizontale voegen, versierd met witsteen. De vier bouwlagen, waaronder een halfondergrondse verdieping, worden bekroond door een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met zaagtandfries en een platform met daklichten. Vensters met romaans maaswerk, in steen, sommige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. gedeeltelijk blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. Op elke gevel, brede maar ondiepe voorbouw met vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de Hoedstraat en twee aan de Kliniekstraat. De muuropeningen in de eerste twee bouwlagen zijn in een hoge rondboogarcade ingewerkt; die in de derde bouwlaag, uitgelijnd op een stenen ketting met vierkante consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., worden bekroond door een hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug.. Op de uiterste traveeën zitten de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. gevat in één insprong, eveneens onder hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug.. De traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de Kliniekstraat bevatten elk een secundaire ingang, de linkertravee aan de andere straat bevat de hoofdingang aangevuld met een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. Deze toegang moest volgens het oorspronkelijke plan als terugwijkende portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. worden behandeld, met twee vrije muuropeningen en een getralied vensterLicht- en/of luchtopening in een muur..
Interieur
De deur aan de Hoedstraat geeft uit op een overwelfd trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. dat leidt naar de grote vestibule van de vergaderzaal en, thans, naar de vertrekken in de halfondergrondse verdieping. Centrale trap met schalmgatHet vrije, open gedeelte in een trappenhuis., overloop en een volle leuning die alle bouwlagen met elkaar verbindt. Het geheel is bekleed met fijn grijs granito met zwarte en witte mozaïekboorden. Bovenvermelde vestibule geeft ook toegang tot een binnenkoer waarin een pseudo-hut (soeka) voor de Soekot of het Loofhuttenfeest is ingericht en die de algemene trap verlicht.
De synagoge zelf bestaat uit een hoog centraal schip gericht op een apsis met halve koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis., aan drie zijden afgebakend door zijbeuken en twee U-vormige galerijen, de bovenste sinds kort beschermd door glas. De ruimte wordt gedomineerd door een vierkant daklicht waarvan de muren zijn opengewerkt met een reeks kleine boogvormige vensters; het plafond is gestructureerd in een Davidsster versierd met glas-in-loodramen die datzelfde motief hernemen.
In de apsis is de door de Stenen Tafelen bekroonde tempel, die de heilige Thorarollen bevat (aron hakodech), van vrij recente datum. Het volledige houten meubilair is oorspronkelijk: aan de treden van de apsis bevinden zich de lezenaar van de officiant met de zevenarmige kandelaar, de afsluiting en de rabbijnstoelen; in het midden van de zaal bevindt zich, in overeenstemming met de orthodoxe ritus, een fraai bewerkt spreekgestoelte (bima); talrijke banken met vakjes onder tablet. Voor de verlichting zorgen tal van lichten in messing, kandelabers, luchters en wandlichten. Oorspronkelijk was de eerste tribune, met geajoureerd scherm, voorbehouden voor de vrouwen (mechitza). Vandaag hebben vrouwen ook banken ter beschikking in de linker zijbeuk op de begane grond, achter een wand met gordijn.
Op de eerste verdieping is een kleine gebedszaal ingericht boven de grote vestibule. Op de laatste verdieping is de oorspronkelijke feestzaal vervangen door leslokalen met een beglaasde afsluiting aan de kant van de synagoge. Deze zaal loopt door tot in de halfondergrondse verdieping, waar ze paalt aan zalen voor de rituele baden (mikven) en andere dienstlokalen.
Geschiedenis
De Joodse Orthodoxe Gemeenschap van Brussel en haar benaming werden erkend door de K.B.’s van 20.06.1910 en 11.08.1912. Inspelend op de grote instroom van joodse immigranten in die periode, wou het Consistorie een synagoge bouwen in Kuregem. Het duurde echter tot het einde van de Eerste Wereldoorlog voordat dit plan verder werd uitgewerkt, onder het voorzitterschap van J. Zimmerman. In 1926 kocht de gemeenschap een terrein van ongeveer een halve hectare, op de hoek van de Kliniekstraat en de Hoedstraat. De verkoper was de maatschappij Damman & Washer, waarvan de schrijnwerkerij zich uitstrekte op het zuidelijke deel van het aanpalende huizenblok, aan de Jorezstraat, thans een square. De plannen werden toevertrouwd aan een joodse architect uit Antwerpen, die ook andere Belgische synagogen ontwierp. In een tweede wijzigingsontwerp opteerde hij voor een mengeling van neoromaanse accenten en art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik. die het midden hield tussen de neoromaanse stijl van de synagoge van de Hoveniersstraat in Antwerpen (1913) en de uitgesproken art-decostijl van de synagoge aan de Van den Nestlei in dezelfde stad (1923-1929). De eerste steen werd op 26.09.1926 gelegd maar de inhuldiging vond pas op 06.04.1933 plaats. Na de Tweede Wereldoorlog werd de inrichting afgewerkt en werd een joodse school opgericht. In de jaren 1970 werden enkele inwendige verbouwingen uitgevoerd, en na een aanslag in 2014 werd de gebedsruimte gerestaureerd en werden de geschilderde decors gedeeltelijk hersteld
Beschrijving
Buitenkant
Bijna rechthoekig hoekgebouw met een orthogonale structuur in gewapend beton. Gevels van vier en zes traveeën, volledig symmetrisch en met een uitgesproken verticale ordonnantie, in geelbruine baksteen met beklemtoonde horizontale voegen, versierd met witsteen. De vier bouwlagen, waaronder een halfondergrondse verdieping, worden bekroond door een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met zaagtandfries en een platform met daklichten. Vensters met romaans maaswerk, in steen, sommige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. gedeeltelijk blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. Op elke gevel, brede maar ondiepe voorbouw met vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de Hoedstraat en twee aan de Kliniekstraat. De muuropeningen in de eerste twee bouwlagen zijn in een hoge rondboogarcade ingewerkt; die in de derde bouwlaag, uitgelijnd op een stenen ketting met vierkante consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., worden bekroond door een hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug.. Op de uiterste traveeën zitten de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. gevat in één insprong, eveneens onder hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug.. De traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de Kliniekstraat bevatten elk een secundaire ingang, de linkertravee aan de andere straat bevat de hoofdingang aangevuld met een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. Deze toegang moest volgens het oorspronkelijke plan als terugwijkende portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. worden behandeld, met twee vrije muuropeningen en een getralied vensterLicht- en/of luchtopening in een muur..
Interieur
De deur aan de Hoedstraat geeft uit op een overwelfd trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. dat leidt naar de grote vestibule van de vergaderzaal en, thans, naar de vertrekken in de halfondergrondse verdieping. Centrale trap met schalmgatHet vrije, open gedeelte in een trappenhuis., overloop en een volle leuning die alle bouwlagen met elkaar verbindt. Het geheel is bekleed met fijn grijs granito met zwarte en witte mozaïekboorden. Bovenvermelde vestibule geeft ook toegang tot een binnenkoer waarin een pseudo-hut (soeka) voor de Soekot of het Loofhuttenfeest is ingericht en die de algemene trap verlicht.
De synagoge zelf bestaat uit een hoog centraal schip gericht op een apsis met halve koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis., aan drie zijden afgebakend door zijbeuken en twee U-vormige galerijen, de bovenste sinds kort beschermd door glas. De ruimte wordt gedomineerd door een vierkant daklicht waarvan de muren zijn opengewerkt met een reeks kleine boogvormige vensters; het plafond is gestructureerd in een Davidsster versierd met glas-in-loodramen die datzelfde motief hernemen.
In de apsis is de door de Stenen Tafelen bekroonde tempel, die de heilige Thorarollen bevat (aron hakodech), van vrij recente datum. Het volledige houten meubilair is oorspronkelijk: aan de treden van de apsis bevinden zich de lezenaar van de officiant met de zevenarmige kandelaar, de afsluiting en de rabbijnstoelen; in het midden van de zaal bevindt zich, in overeenstemming met de orthodoxe ritus, een fraai bewerkt spreekgestoelte (bima); talrijke banken met vakjes onder tablet. Voor de verlichting zorgen tal van lichten in messing, kandelabers, luchters en wandlichten. Oorspronkelijk was de eerste tribune, met geajoureerd scherm, voorbehouden voor de vrouwen (mechitza). Vandaag hebben vrouwen ook banken ter beschikking in de linker zijbeuk op de begane grond, achter een wand met gordijn.
Op de eerste verdieping is een kleine gebedszaal ingericht boven de grote vestibule. Op de laatste verdieping is de oorspronkelijke feestzaal vervangen door leslokalen met een beglaasde afsluiting aan de kant van de synagoge. Deze zaal loopt door tot in de halfondergrondse verdieping, waar ze paalt aan zalen voor de rituele baden (mikven) en andere dienstlokalen.
Bronnen
Archieven
GAA/DS 21479 (25.01.1929).
Publicaties en studies
Communauté israélite orthodoxe de Bruxelles. Séance Académique du 21 novembre 2004.
VAN LOO, A. (red.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Mercatorfonds, Antwerpen, 2003, p. 246.
Websites
www.jewishcom.be.