Typologie(ën)
fabriek
Ontwerper(s)
Léon JANLET – architect – 1927-1947
A. CARRON – architect – 1927-1947
Stijlen
Beaux-Artsstijl
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Gillis (DMS-DML - 1997-2004)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
1997-2004
id
Urban : 4788
Beschrijving
Industrieel gebouw n.o.v. arch. Léon Janlet en A. Carron (volgens De Keyser, G., 1996), 1927.
Beaux-Artsstijl, gekenmerkt door Palladiaans repertorium en klassiek thema van kolossale ordeZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten.. In tegenstelling tot de modernistische industriële gebouwen van toen wil deze historistische gevel zich harmonieus integreren in de residentiële straat.
Drie bouwlagen + attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt., (arch. Léon Janlet, 1937) en negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) volgens symmetrisch schema met middenrisaliet van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geritmeerd door enkele of gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt., geflankeerd door zijpartijen van elk drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met middenrisaliet, begrensd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Afgedekt door stenen hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. bekroond door attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Alles bekroond door deels opengewerkte attiekmuur. Hardstenen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met rechthoekige muuropeningen, sommige met lichtput met smeedijzeren traliewerk. Benedenverdieping bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. met doorlopende schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren., rondboogopeningen met witstenen sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf.; venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met traliewerk, inrijpoort op tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Verdiepingen in baksteen met elementen in Euvillesteen. Rechthoekige muuropeningen, op centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. in tweede bouwlaag en smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in derde bouwlaag.
Pand is opgetrokken op immens perceel dat zich uitstrekt langs drie straten en met toegangen in de Verbindingsstraat nr. 33 en in de Ducpétiauxstraat nr. 106. Op binnenplaats: gebouw dat gebruikt werd als machinekamer en opslagplaats (arch. Janlet en Carron, 1937), en drie laboratoria en opslagplaats voor ontvlambare producten (arch. Janlet en Carron, 1947). In tegenstelling tot straatgevel hebben deze gebouwen modernistische kenmerken en zijn ze teruggebracht tot elementaire volumes.
In 1988 verbouwd tot kantoren volgens een post-modernistische vormgeving (arch. Mahieu en Archeco).
Beschermd op 19.09.1996.
Beaux-Artsstijl, gekenmerkt door Palladiaans repertorium en klassiek thema van kolossale ordeZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten.. In tegenstelling tot de modernistische industriële gebouwen van toen wil deze historistische gevel zich harmonieus integreren in de residentiële straat.
Drie bouwlagen + attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt., (arch. Léon Janlet, 1937) en negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) volgens symmetrisch schema met middenrisaliet van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geritmeerd door enkele of gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt., geflankeerd door zijpartijen van elk drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met middenrisaliet, begrensd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Afgedekt door stenen hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. bekroond door attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Alles bekroond door deels opengewerkte attiekmuur. Hardstenen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met rechthoekige muuropeningen, sommige met lichtput met smeedijzeren traliewerk. Benedenverdieping bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. met doorlopende schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren., rondboogopeningen met witstenen sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf.; venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met traliewerk, inrijpoort op tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Verdiepingen in baksteen met elementen in Euvillesteen. Rechthoekige muuropeningen, op centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. in tweede bouwlaag en smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in derde bouwlaag.
Pand is opgetrokken op immens perceel dat zich uitstrekt langs drie straten en met toegangen in de Verbindingsstraat nr. 33 en in de Ducpétiauxstraat nr. 106. Op binnenplaats: gebouw dat gebruikt werd als machinekamer en opslagplaats (arch. Janlet en Carron, 1937), en drie laboratoria en opslagplaats voor ontvlambare producten (arch. Janlet en Carron, 1947). In tegenstelling tot straatgevel hebben deze gebouwen modernistische kenmerken en zijn ze teruggebracht tot elementaire volumes.
In 1988 verbouwd tot kantoren volgens een post-modernistische vormgeving (arch. Mahieu en Archeco).
Beschermd op 19.09.1996.
Bronnen
Archieven
GASG/DS 122, 336, 374 (1937), 9, 13 (1947), 11 (1988).
AAM/Fonds Émile Janlet.
Publicaties en studies
Gevrijwaarde monumenten en landschappen, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Mardaga, 1999, p. 168.
VANDEWATTYNE, C. (o.l.v.), Sint-Gillis : van de Hallepoort tot de gevangenis, Dienst Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 1997 (Brussel, stad van kunst en geschiedenis ; 21), p. 13.
Inventaire visuel de l'architecture industrielle à Bruxelles. Saint-Gilles, AAM, Brussel, 1980-82.
GASG/DS 122, 336, 374 (1937), 9, 13 (1947), 11 (1988).
AAM/Fonds Émile Janlet.
Publicaties en studies
Gevrijwaarde monumenten en landschappen, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Mardaga, 1999, p. 168.
VANDEWATTYNE, C. (o.l.v.), Sint-Gillis : van de Hallepoort tot de gevangenis, Dienst Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 1997 (Brussel, stad van kunst en geschiedenis ; 21), p. 13.
Inventaire visuel de l'architecture industrielle à Bruxelles. Saint-Gilles, AAM, Brussel, 1980-82.